Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
versperren - (blokkeren)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamversperren ww. ‘blokkeren’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenversperren* [afsluiten door het plaatsen van een hindernis] {versperren, verspar(r)en 1338} afgeleid van spar1. P.H. Schröder (1980), Van Aalmoes tot Zwijntjesjager, Baarndwarsbomen Iemand dwarsbomen dat wil zeggen: iemand belemmeren in zijn werk, iemand beletten zijn plannen ten uitvoer te brengen, betekent letterlijk: iemand de weg versperren door er een boom dwars over te leggen. Precies hetzelfde vinden wij in het woord versperren, dat eigenlijk is: met een spar afsluiten. Niet alleen landwegen, maar ook waterwegen werden vroeger op die wijze ontoegankelijk gemaakt. Na zonsondergang werden natuurlijk de stadspoorten gesloten. Dan sloot men tevens de waterwegen die toegang gaven tot de stad af met een zware boomstam die op het water dreef en aan beide oevers met een ketting vastlag. ‘Aan voor boomsluiten thuis te zijn was geen denken’, schrijft Hildebrand in de Camera Obscura, als door Pieter Stastoks onfortuinlijke onderdompeling in het Spaarne de deelnemers aan het roeitochtje zich verlaat hebben. Dat gebruik is verdwenen en daarmede de letterlijke betekenis van dwarsbomen, dat zich echter in figuurlijke zin heeft gehandhaafd. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenversperren ww. mnl. versperren ‘afsluiten; verspreiden’, mhd. versperren ‘afsluiten, insluiten’, afl. van spar. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagversperren, reeds mnl. mhd. Thematische woordenboeken
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendSperren, versperren, denom. van spar; letterlijk: met een spar den weg afsluiten. Sperren verkreeg zoo de bet. van sluiten; dus opensperren (bijv. den muil) = open-sluiten, openen. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamversperren* afsluiten door het plaatsen van een hindernis 1338 [MNW] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |