Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
verbieden - (niet toestaan)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamverbieden ww. ‘niet toestaan’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenverbieden* [door een gebod ontzeggen] {1236 in de betekenis ‘aankondigen, op het hart drukken’} (met ver- als versterkingselement) oudsaksisch varbiodan, oudhoogduits firbiotan, oudfries forbiada, oudengels forbeodan, oudnoors fyrbjóða, gotisch faurbiudan [gebieden]; met ver- om afweer aan te duiden in de moderne betekenis, van bieden [doen weten]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenverbieden ww., mnl. verbieden, verbēden ‘aankondigen; afkondigen: verbieden, ontzeggen’, mnd. forbēden (> on. forbjōða), mhd. firbiotan (nhd. verbieten), oe. forbēodan (ne. forbid), got. faurbiudan. — Zie: bieden. verbieden [Aanvullingen De Tollenaere 1969]: zie WNT. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagverbieden ww. Reeds mnl. ohd. os. ofri. ags. got. (faúr-biudan); on. for-boða en fyrir-bjôða. Zie bieden. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtverbeeje (ww.) verbieden; Vreugmiddelnederlands verbieden <1236>. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015verbieden ‘door een gebod ontzeggen’ -> Negerhollands verbiet, verbiedt ‘door een gebod ontzeggen’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamverbieden* door een gebod ontzeggen 1236 [CG I1, 28] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen2488. Verboden vrucht,d.i. in het algemeen iets, dat verboden, ongeoorloofd is; ook bepaaldelijk in den zin van zonde, onkuischheid; ontleend aan het verhaal, dat opgeteekend staat in Gen. III, 1-6; zie Zeeman, 475; Laurillard, 29; Harreb. II, 424 a; fr. le fruit défendu; hd. die verbotene Frucht; eng. the forbidden fruit. Vgl. ook de spreuk verboden vruchten zijn de zoetste, waarmede men bedoelt, dat hetgeen ongeoorloofd is en toch gedaan of met moeite en bedrog verkregen wordt, het meeste genot verschaft; afrik. verbode vrugte smaak die soetste; fr. le fruit défendu est le meilleur; pain dérobé réveille l'appétit; hd. verbotene Früchte schmecken süsz oder am besten; eng. forbidden fruit is sweetest; stolen waters are sweet Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |