Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
structuur - (raamwerk)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamstructuur zn. ‘raamwerk’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenstructuur [wijze van opbouw] {structure [bouwwerk] 1494-1512} < frans structure [het bouwen] < latijn structura [het bouwen, metselwerk], van struere (verl. deelw. structum) [in rijen leggen, opstapelen, bouwen]. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015structuur ‘wijze van opbouw’ -> Indonesisch struktur ‘wijze van opbouw’; Sranantongo strokturu ‘wijze van opbouw’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamstructuur wijze van opbouw 1494-1512 [HWS] <Frans Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |