Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
spaat - (mineraal)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamspaat zn. ‘mineraal’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenspaat [mineraal met bladerige structuur] {1782} < hoogduits Spat, van dezelfde stam als spaan. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenspaat znw. o. ‘mineraal dat bladerig is’ in de 19de eeuw < nhd. spat (dial. ook spaad), mhd. spāt en een afl. met de idg. wt. *sphē, waarvoor zie: spaan. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagspaath znw. o. Uit hd. spat (zie bij spaan); ook elders ontleend. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentspaat(h) o., + Mhd. spat (Nhd. id) = splinter, steensoort, verwant met spaan en spade. Hieruit Fr. spath. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekspaat (Duits Spat)
Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamspaat mineraal met bladerige structuur 1782 [WNT] <Duits Overige werken
Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.sp(h)ē-, sp(h)ǝ-(dh-) in Worten für ‘langes, flaches Holzstück’
Gr. σφήν, -ός m. ‘Keil’; vielleicht aus *σφανσ-, idg. *sphǝnes-; WP. II 652 f.; zu sp(h)ēi-2, sp(h)ē-. Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |