Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
schurft - (huidziekte; volksnaam of oude naam voor klein warkruid)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamschurft zn. ‘huidziekte (scabies)’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenschurft* [huidziekte] {scho(o)rf, schurf 1287, schorft 1351} oudhoogduits scorf, oudengels sceorf, oudnoors skurfa, van dezelfde stam als scherf en schreef. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenschurft znw. v. o., mnl. scorft, scōreft; daarnaast staan 1. scorfte, scoorfte, sceurfte v. en 2. scorf, scōref, scoorf, sceurf m.?, mnd. schorf, ohd. scorf (nhd. schorf), oe. sceorf, on. skurfa v. (maar blijkens nijsl. skurfur was er ook een *skurfr, waaruit me. ne. scurf). — Het woord bet. eig. ‘gekloofde, ruwe huidʼ en staat abl. naast scherf. Voor de bet. kan men vergelijken lit. kárpa, lett. kārpa, kārpis ‘wratʼ. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagschurft znw. (de, het), mnl. scorft, scōreft naast de oudere vormen 1. scorfte, scoorfte, scȫrfte v., 2. scorf, scōref, scoorf, scȫrf (m.?). Scorfte enz., ouder *scorfde is gevormd van ’t bnw. scorvet, scorft (ō, ȫ, u; d) “schurftig” (nnl. schurft bnw.) = mnd. schorvet (d), ags. scurfed “schurftig”. Dit is een afl. van mnl. sco(o)rf, scȫrf = ohd. scorf (nhd. schorf), mnd. schorf, ags. sceorf (uit ’t Skand.) scurf m. (eng. scurf) “schurft”, on. in skurf-ôttr “schurftig”. Van de idg. basis (s)qerep- “snijden, krassen”, waarvan ook scherf en schreef. Voor de bet. vgl. lat. scaber “schurftig”, scabiês “schurft” bij scabo “ik kras”. Met dgl. bet.-ontwikkeling als schurft lit. kárpa “wrat”. [Aanvullingen en Verbeteringen] schurft. Bij lit. kárpa adde: klruss. koropáwyj “ruw, met barsten”, slov. krapoti “soort schurft bij varkens”. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentschurft o., Mnl. scor(e)ft, afl. van synon. scorf + Ohd. id. (Mhd. schorf, Nhd. id.), Ags. sceorf, On. skurfr (Zw. skorf, De. skurv), bij dial. schurven = openkrabben + Hgd. schürfen, bij scherf en schreef. Eng. scurf uit Skand. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunsskurf: b.nw., grof, oneffe, ru, skurftebesmet; Ndl. s.nw. en b.nw. schurft (Mnl. scor(e)ft/sco(o)rfte/scurfte naas scor(e)f/scoorf/scurf), Hd. schorf, Eng. scurf, hou verb. m. Lat. scaber, “skurftig”, en scabies, “skurfte”, v. skub – as s.nw. in Afr. skurfte (v. Scho TWK/NR 7, 2, p. 26). J. du P. Scholtz (1961), Afrikaanse woorde en uitdrukkinge - eiegoed of erfgoed?, uitgegee deur Edith H. Raidt, in: Tydskrif vir Geesteswetenskappe, pp. 235-290Skurf bnw. Segsw.: As jy nie skurf is nie, sal jy jou nie krap nie, van toepassing op iemand met ’n slegte gewete. – Ook Afr.: As ’n bok nie skurf is nie, sal hy hom nie krap nie! Sien Ndl. xiv. 1219, en nader aan Afrikaans Corn. en Vervl. 1088: Die niet schörftig is, moet hem niet krabben, die niets misdaan heeft, heeft zich niets te verwijten. Ook Schuermans 46 gee as Brabants op: Die niet schurft is, krabt hem niet. Thematische woordenboeken
P.G.J. van Sterkenburg (2001), Vloeken. Een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie, 2e druk, Den Haagschurft. In het hedendaags Nederlands komt de verwensing krijg de/het schurft! voor om uiting te geven aan woede en andere frustraties. De betekenis is dan meestal ‘rot op’. Vaak wordt eraan toegevoegd en ik wens je korte armpjes, zodat je er niet aan kunt krabben! Iemand een parasitaire huidziekte toewensen, geeft aan hoe hoog de emoties bij boosheid kunnen oplopen. In Polletje Piekhaar [1935: 70] komt de variant de schurft voor je! voor. En een scholier uit Katwijk geeft op krijg schurft aan je hartkleppen! en krijg het hartkleppenschurft! Bij Sanders en Tempelaars (1998) vond ik ook krijg de schurft met een paar lamme vlerken! Op het Internet maakte men het nog bonter met krijg schurft aan je eikel! → lijden (2), reetschurft. H. Kleijn (1970), Planten en hun naam: Een botanisch lexicon voor de Lage Landen, AmsterdamCuscúta | Cuscúta epithýmum: Klein warkruid E. Paque (1913), De Vlaamsche volksnamen der planten van België, Fransch-Vlaanderen, Noord-Brabant, Hollandsch-Limburg, enz., Bijvoegsel, BrusselSchorfte, v. — W.-Vl. — Id. als Reuwe (Vl. Wk.). T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendSchurft, van een niet aangetoond werkw. schurven = openkrabben, opensnijden (Hgd. schürfen), van den Germ. wt. skrep = scherp zijn; ook: krabben, zie Schrapen. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamschurft* huidziekte 1351 [MNW] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |