Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
repel - (vlaskam)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamrepel zn. ‘vlaskam’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenrepel1* [vlaskam] {1695} van middelnederlands repe [idem] {1477} van een stam met de betekenis ‘scheuren’ (vgl. reep). J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenrepel 1 znw. m. ‘vlaskam’, ofschoon eerst na Kiliaen bekend, is toch wel oud, vgl. mnd. rēpel v., ohd. riffila (nhd. riffel) soort van zaag, ne. ripple ‘repel’. — Het is afgeleid van Kiliaen rēpe, mnd. rēpe, oudnhd. reffe v. ‘repel’. — Blijkbaar een toestel om af te scheuren of te rukken en afgeleid van idg. *reib, waarvoor zie: rijp 4 en reep. Zie verder ook: repelen. De bet. ‘stalpaal’ komt voor in Drente, Overijsel, Utrecht, verder O. Betuwe en Oostel. N. Brabant, in de vorm reipel in Antw. en de Kempen; volgens K. Heeroma Driem. Bl. 11, 1959, 65-79 eig. ‘ruw afgekapte tak’, wat echter voor het gebruik als ‘stalpaal’ weinig waarsch. klinkt. Eerder is te herinneren aan on. rifr ‘boom van het weeftoestel, waarom het weefsel gewikkeld wordt’; het is mogelijk, dat men moet uitgaan van een wt. *rei, die gebruikt werd voor werkzaamheden in het primitieve bosbedrijf. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagrepel znw., niet mnl. of bij Kil. = mnd. rēpel v., eng. ripple “repel”, ohd. riffila v. “zaag” (nhd. riffel; repelen ww., laat-mnl. rēpelen = mnd. rēpelen “repelen”, ohd. riffilôn “zagen” (nhd. riffeln), eng. to ripple “repelen”. De kortere vorm Teuth. Kil. (nog zuidndl.) repen = mnd. rēpen “repelen”, nhd. reffen “id.”. Kil. (nog vla.) repe, mnd. rēpe, oudnhd. reffe v. = “repel”. Verwantschap met rapen is niet aannemelijk met ’t oog op mnl. reipen “rukken, scheuren”, Kil. (nog vla.) reepen “hekelen, (vlas) braken”, met ei, ê uit ai. Veeleer bij rijp III, reep en ier. rêbaim “ik ruk, scheur stuk”. Mhd. reffen “rukken, plukken”, dat ook bij rapen wordt gebracht, kan ook bij repel enz. hooren. [Aanvullingen en Verbeteringen] repel. Naast de i-basis vormen met a: oudnhd. raffen “repelen” [met f zw. dial. raffla “een schrobbeering geven”]: grondbet. van deze basis wsch. “slaan”: vgl. ags. repel “staff, rod”. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagrepel. Het bij v.Wijk Aanv. genoemde oudnhd. raffen ‘repelen’ zou bij rapen kunnen behoren; ags. repel m. ‘stok, staf’ behoeft niet van de groep van repel gescheiden te worden. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentrepel m., + Hgd. riffel, Eng. ripple: verbaalabstr. van repelen, frequent. van Mnl., Mndd. repen, Hgd. reffen, bij rijp 3. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2007), Zeeuws etymologisch woordenboek: de herkomst van de Zeeuwse woorden, Amsterdamreep, repe zn. v.: repel, vlaskam. Mnl. repe ‘vlaskam’, Vnnl. repe om vlas te repen ‘une graphe à lin’ (Lambrecht), ‘vlaskam’ (Kiliaan). Mnd. rêpe. Afgeleid van ww. rijven ‘harken’, met intensieve occlusief p. De vlaskam heeft nl. tanden zoals een hark. Afl. ww. repen ‘repelen’. F. Debrabandere (2002), West-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de West-Vlaamse woorden, Amsterdamrepe (DB, GG: Rumbeke), zn. v.: repel, vlaskam. Mnl. repe ‘vlaskam’, Vroegnnl. repe om vlas te repen ‘une graphe à lin’ (Lambrecht), ‘instrumentum ferreum, quo uni semen stringitur’ (Kiliaan). Mnd. rêpe. Afgeleid van ww. rijven ‘harken’, met intensieve occlusief p. De vlaskam heeft nl. tanden, zoals een hark. Ww. repen ‘repelen’. Zie ook ribbel. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015repel ‘vlaskam’ ->? Frans † rièble ‘plantensoort (galium aparine) met scherpe bladeren en stekels (als een vlaskam)’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamrepel* vlaskam 1695 [WNT] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |