Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
pyjama - (nachtkleding)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdampyjama zn. ‘nachtkleding’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenpyjama [nachtkleding] {1901-1925} < engels pyjamas, pajamas [idem] < hindi pājāma, pāyjāmā [beenbekleding], van jama [kledingstuk] + perzisch pā [been, voet]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenpyjama znw. m., eerst sedert de 20ste eeuw < ne. pyjama < hindost. pāējāma ‘om de heupen geknoopte losse broek’. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtpyzjema (zn.) pyjama; Nuinederlands pyjama <1908> < Ingels pyjama. G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschpajamas s.nw. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunspajama: – pijama – , slaappak; Ndl. piama/pyama (20ste eeu); Eng. (1800) pyjamas (Am.-Eng. pajamas), Hindo. paejama (Pers. pae/pai, “voet”, en gamah/jamah, “bekleding”) – oorspr. wye broek v. heupe tot oor voete, later slaapbroek en dan slaappak; in S.A. sedert end vorige eeu en vervang dan geleidelik d. ouderwetse “naghemp”. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekpyjama (Engels pyjamas, mv.)
L. Koenen, R. Smits (1992), Peptalk, De Engelse woordenschat van het Nederlandspyjama {uit: ‘pyjamas’} nachtkleding bestaande uit een ruimvallende combinatie van jasje en broek. Oorspr. benaming voor nachthemd, rond 1800 zo genoemd naar het los-vallende overkleed dat in het Midden-Oosten gebruikelijk is. Woord is een samentrekking van Perzisch ‘pae’ (voet) en ‘jamah’ (kledingstuk), en was ook al door het Urdu (India) geleend. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015pyjama ‘nachtkleding’ -> Indonesisch piama, piyama ‘slaapkleding bestaande uit jasje en lange broek’; Boeginees piâma ‘nachtkleding’; Madoerees piyama ‘nachtkleding’; Makassaars piâma ‘nachtkleding’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdampyjama nachtkleding 1912 [KKU] <Engels J. Posthumus (1986), A Description of a Corpus of Anglicisms, Groningenpyama n., [pi'(j)a:ma:] Koenen 1940; Koenen 1974; Van Dale 1976. Editorial comment: Koenen 1940; Koenen 1974; Van Dale 1976 only have the spellings ‘pyjama’ and ‘piama’. The latter spelling is rarely encountered; the usual spellings are ‘pyjama’ and ‘pyama’. Loanword from English pyjamas n.pl. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |