Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
pond - (gewicht; munteenheid)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdampond zn. ‘gewicht; munteenheid’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenpond [gewichtseenheid, munt] {pon(d)t [gewicht, geldswaarde] 1254} oudsaksisch, oudengels pund, oudhoogduits pfunt, gotisch pund < latijn pondo [gewicht, pond], verwant met pendere [wegen]. In soldatentaal betekende pond ‘een dag arrest’ en werd zo genoemd naar het brood van een pond dat men in de gevangenis kreeg. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenpond znw. o., mnl. pont o., evenals os. pund, ohd. pfunt, ofri. oe. pund (ne. pound), got. pund (on. pund komt uit oe. of mnd.). — Een zeer vroege ontlening < lat. pondo ‘pond’ van pondus n. ‘gewicht’ (bij pendere ‘wegen’); het is een woord van de Romeinse handel met Germanië, evenals kopen en munt. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagpond znw. o., mnl. pont (d) o. = ohd. pfunt (nhd. pfund), os., ofri., ags. pund (eng. pound), on., got. pund o. “pond”. Zeer vroeg ontleend uit lat. pondo “id.”; misschien tegelijk met munt I. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentpond o., Mnl. pont, Os. pund, gelijk Ohd. pfunt (Mhd. id., Nhd. pfund), Ags. pund (Eng. pound), On. pund, Go. id., uit Lat. pondo (indeclinabel), dat met pondus, van pendere = wegen. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunspond: 1. gewigseenheid; 2. geldnoot, geldstuk, geldwaarde; Ndl. pond (Mnl. pont, Kil pond), Hd. pfund, Eng. pound, vroeë ontln. aan Lat. pondo/pondus (verb. m. ww. pendere, “weeg”). Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekpond (Latijn pondo)
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendPond, voor ’t Lat. pondo, van pendere = wegen; reeds vroeg van de Romeinen overgenomen. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015pond ‘munt’ -> Fries † pûn ‘waarde van ƒ 6,– (als rekeneenheid in de veehandel)’; Indonesisch pon ‘munteenheid van o.a. Groot-Brittannië’; Japans pondo ‘munt’. pond ‘gewichtseenheid’ -> Indonesisch pon ‘gewichtseenheid’; Ambons-Maleis pond ‘gewichtseenheid’; Atjehnees pōn, pun ‘gewichtseenheid’; Boeginees pōng ‘gewichtseenheid’; Javaans pon, pun ‘gewichtseenheid’;? Kupang-Maleis pon ‘blikje buskruit, kruitblikje’; Kupang-Maleis pond ‘gewichtseenheid’; Madoerees ēppon ‘pond, soms gerekend naar het Engelse van 4 ons’; Makassaars pong ‘gewichtseenheid’; Menadonees pond ‘gewichtseenheid’;? Rotinees pon ‘blikje buskruit, kruitblikje’; Ternataans-Maleis pond ‘gewichtseenheid’; Creools-Portugees (Batavia) pond ‘gewicht’; Japans pondo ‘gewichtseenheid’; Munsee-Delaware po:nthe: ‘wegen’; Unami-Delaware punthikan ‘weegschaal’; Negerhollands pond, pon ‘gewichtseenheid’; Berbice-Nederlands pontu ‘gewichtseenheid’; Sranantongo pontu ‘gewichtseenheid’; Surinaams-Javaans pun ‘gewichtseenheid’. N. van der Sijs (2009), Yankees, cookies en dollars, Amsterdampond is overgenomen als: Munsee Delaware ponthe ‘wegen’ (met een Delaware uitgang); Unami Delaware púntahkat ‘het weegt’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdampond oude munt, tegenwoordig munteenheid van o.a. Cyprus, Egypte, Ierland, Libanon, Malta, Soedan en Syrië 1237 [VMNW] <Latijn pond gewichtseenheid 1277 [VMNW] <Latijn Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen1855. Pondbeteekent in soldatentaal een dag provoost, naar het brood van één pond, dat de gestrafte krijgt; Woordenschat, 937; V. Ginneken II, 458; De Arbeid, 6 Febr. 1915, p. 4 k. 4: Nu moesten dezen voor den Batt.-Commandant verschijnen, en die dan liever 10 pond had, kon ze krijgen en werd dan gestraft; Nkr. IX, 20 Nov. p. 2: Al spoedig wist men dat Mooy een paar ‘pond’ (provoost-strafdagen) meer of minder niks kon schelen; 20 Nov. p. 2: De sergeant bracht beiden naar de provoost om hun zeven ‘pond’ te ondergaan; Haagsche Post, 23 Juni 1923, p. 885: 8 dagen provoost zijn 8 pondjes; D.v.S. 20: Vanmorgen viel 't oordeel: twee pond.... Vaarwel, gulden vrijheid! bl. 144: M'n nachtelijke afwezigheid is natuurlijk in de gaten geloopen: dáár zal wel 'n paar pond opzitten! Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |