Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
pil - (geneesmiddel)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdampil 1 zn. ‘geneesmiddel, voorbehoedmiddel’; (NN) ‘dokter’ pil 2 zn. ‘dikke boterham; lijvig boekwerk’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenpil1 [geneesmiddel] {pil(le) 1351} middelnederduits pille, engels pill < latijn pilula [balletje, pil], verkleiningsvorm van pila [bal], verwant met pilus [(lichaams)haartje]; in de betekenis ‘bolletje’ in sommige soorten textiel komt pil < engels pill, dat overigens eveneens van pillula stamt. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenpil znw. v., mnl. pille, pil, maar ook piller, mnd. nhd. pille. De oude vorm is te vinden in mhd. pillele < mlat. pillula < lat. pilula (> fra. pilule), verkleinwoord van pila ‘bal’. — > ne. pill (sedert 1484, vgl. Bense 281). N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagpil znw. Kil. pille, Teuth. pille. Evenals mnd., nhd. pille v. en mnl. (of l6.eeuwsch?) piller “pil” gedissimileerd uit mnl., mnd. *pillel(e), mhd. pillele v. “id.”. Ontl. uit mlat. pillula = lat. pilula (> fr. pilule), demin. van pila “bal”. Voor de dissimilatie vgl. pellen I. Eng. pill “pil” uit het Ndl. of Du. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentpil v., gelijk Hgd. pille, Eng. pill, uit Fr. pilule, van Lat. pilulam (-a), dimin. van pila = bal. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtpèl (zn.) pil; Middelnederlands pille <1351> < Latien pilla. F. Debrabandere (2007), Zeeuws etymologisch woordenboek: de herkomst van de Zeeuwse woorden, Amsterdampulle 2 zn. v.: pil. Hypercorrecte vorm voor pille ‘pil’. Vermoedelijk heeft in het Zeeuws een Ingw. ontronde vorm pille naast pulle 1 bestaan, die ook in het Gents en het Kortrijks bestaan heeft. Maar de u in pulle kan ook worden verklaard door klinkerronding na bilabiale p, vgl. pupe < pipe. F. Debrabandere (2002), West-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de West-Vlaamse woorden, Amsterdampille (DB), zn. v.: lokvink. Wellicht hetzelfde woord als pille ‘pil’ < Lat. pilula ‘balletje, pil’. Er kan een betekenisverschuiving zijn van balletje als ‘lokaas’ naar ‘lokvink’. Aangezien de vinkenvangers pillen, d.i. aan een touwtje trekken, om de lokvink te doen opfladderen, denkt De Bo aan het ww. pellen bij Kiliaan ‘plukken, trekken’, dat Kiliaan in verband brengt met E. to pull. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekpil ‘geneesmiddel’ (Latijn pillula); ‘voorbehoedmiddel’ (Engels pill); (de -- vergulden) (vert. van Frans dorer la pilule)
Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015pil ‘geneesmiddel’ -> Engels pill ‘geneesmiddel; bolletje; bal; klootzak, klier (slang)’; Deens pille ‘geneesmiddel’ (uit Nederlands of Nederduits); Noors pille ‘geneesmiddel’ (uit Nederlands of Nederduits); Noord-Sotho pilisi ‘geneesmiddel’ (uit Afrikaans of Engels); Tswana pilisi ‘geneesmiddel’ (uit Afrikaans of Engels); Xhosa pilisi ‘geneesmiddel’ (uit Afrikaans of Engels); Zoeloe philisi ‘geneesmiddel’ (uit Afrikaans of Engels); Zuid-Sotho pilisi ‘geneesmiddel’ (uit Afrikaans of Engels); Indonesisch pél, pil; (Bahasa Prokem) lip, liplip ‘geneesmiddel; (Bahasa Prokem) kalmeringsmiddel, narcotica’; Ambons-Maleis pil ‘geneesmiddel’; Balinees pil ‘geneesmiddel’; Gimán pel ‘geneesmiddel’; Jakartaans-Maleis pèl, pil ‘geneesmiddel’; Javaans epil, pil ‘geneesmiddel’; Madoerees ēppel, ēppil, pil ‘geneesmiddel’; Makassaars pêl, pêlé ‘(kinine)pil’; Menadonees pèl ‘geneesmiddel’; Minangkabaus pel ‘geneesmiddel’; Muna pele ‘geneesmiddel’; Papiaments pelchi, pilchi (ouder: peeltsji) ‘geneesmiddel in capsulevorm’; Sranantongo perki ‘geneesmiddel’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdampil geneesmiddel 1351 [MNW] <Latijn pil anticonceptiepil 1964 [R75] <Engels Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen2699. (Aanv.) Pil no. 11.In Ned.-Indie de naam voor vergif. Vgl. fr. bouillon d'onze heures, giftdrank; prendre un bouillon d'onze heures, zich om 't leven brengen. Volgens Noord en Zuid XXIX, 231 een drank, dien men iemand om elf uur ingaf, zoodat het slachtoffer te middernacht was ingeslapen om niet weer te ontwaken (?). 1827. Eene bittere pil moeten slikken,d.w.z. eene pijnlijke, onaangename zaak moeten verrichten; iets onaangenaams moeten hooren; vgl. de synonieme uitdr. eene harde noot moeten kraken en Vondel's Leeuwendalers, vs. 1687: Hy (Pan) eischt ons Adelaert, dat bitter valt te zwelghen; Halma, 637: Une facheuse pilule, une chose fâcheuse à souffrir, een harde pil om te verdouwen; Afrik. dis 'n bitter pil om te sluk. In het Fransch gebruikt men hiervoor avaler la pilule, des couleuvres ou des poires d'angoisse; eng. to swallow, to eat a bitter pill, (boiled) crow; hd. eine bittre, grobe, harte Pille verschlucken; wij zeggen ook iets moeten slikken; iemand een bitteren borrel geven; iets moeten opdrinken (17de eeuw), opeten. In 't fri.: in bitter drankje; in Twente: ne harde körste om te kauwen; in 't oostfri.: hé hed hum 'n dugtigen pill gefen (Ten Doornk. Koolm. II, 718 a); fr. cest du pain bien dur, c'est du pain; syn. is een harde pil. 1828. De pil vergulden,d.w.z. het onaangename fraai of aannemelijk voorstellen; iemand met vriendelijke woorden, op zachte wijze iets zeer pijnlijks zeggen; het leed, dat men iemand heeft moeten aandoen, door iets vriendelijks, een gunstbewijs, verzachten. Vgl. Huygens VI, 39: Halma, 505: Dat zijn vergulde pillen, daar schuilt wat kwaads onder; II, 637: Dorer la pilule, dire en termes obligeans quelque chose de désagréable. In het Fransch gebruikt men naast dorer la pilule ook sucrer la moutarde; hd. die Pille vergolden, überzuckern; eng. to sugar, to gild the pill; de Romeinen noemden zulk een vergulde pil litus melle gladius, een zwaard met honig bestreken. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |