Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
ort - (afval van hooi etc.)Etymologische (standaard)werken
Diverse auteurs (2014-), etymologische artikelen, gepubliceerd op Neerlandistiek.nlEtymologie: aat aat zn. ‘voedsel’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenort* [afval van hooi etc.] {or(e)te, orate [overgeschoten eten of voeder] 1539} van oor- + een afleiding van eten. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenort znw. o. (dial.) ‘overgebleven eten, kliekje; afval van stro of riet’, mnl. orate, orete, orte, oirte ‘etensrest’, Kiliaen oorate v., mnd. ort, orte, ne. ort, nde. dial. orret, nzw. dial. oräte, uräte is een samenstelling van het voorvoegsel oor- in de korte vorm or- < germ. uz- en een afl. van eten. Formeel is got. uzēta ‘voederkrib’ te vergelijken (J. W. Muller Ts 13, 1894, 219-233). — > ne. ort, meestal mv. orts (sedert ± 1440, vgl. Bense 253). Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtörte verouderd, (zn.) kliekjes, etensresten; Nuinederlands ooraete <1599> < Rienlands Urten. F. Debrabandere (2011), Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen, Zwolleoorten, orten, ortelen, urten, orsen, oten, otsen, zn.: etensresten, kliekjes; als dierlijk voedsel dienende losgeslagen aren. Ook Brabants oorten, orten ‘deel van het voedsel dat men laat liggen, etensresten, kliekjes’. Mnl. orate, orete, orte ‘rest of afval van veevoeder’, Vnnl. ooraete, oorete ‘wat blijft liggen van veevoer, etensrest’, ooraetigh, ooretigh ‘kieskeurig’ (Kiliaan). Mnd. oret(e), Ndd. ort, oort, orte, D.dial. urass ‘spijsresten’, E. ort, Zw. dial. oräte, uräte. Oostenrijks D. urassen ‘verkwisten’. Kiliaan interpreteerde ooraete als overaete. Maar de Duitse vormen met ur- laten wel duidelijk zien dat het om het vv. ur-, or- gaat: Ohd., Os. ur-, Mnd. ôr-, Oe. or-, Mnl. oor-, Got. us- ‘uit’. Ate is afgeleid van het ww. eten. F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek: de herkomst van de woordenschat van Antwerpen, Brussel, Noord-Brabant en Vlaams-Brabant, Zwolleoorten, ooreten, orten, dooreten, zn. mv.: deel van het voedsel dat men laat liggen, etensresten, kliekjes. Mnl. orate, orete, orte ‘rest of afval van veevoeder’, Vnnl. ooraete, oorete ‘wat blijft liggen van veevoer, etensrest’, ooraetigh, ooretigh ‘kieskeurig’ (Kiliaan). Mnd. oret(e), Ndd. ort, oort, orte, D.dial. urass ‘spijsresten’, E. ort, Zw. dial. oräte, uräte. Oostenrijks D. urassen ‘verkwisten’. Kiliaan interpreteerde ooraete als overaete. Maar de Duitse vormen met ur- laten wel duidelijk zien dat het om het vv. ur-, or- gaat: Ohd., Os. ur-, Mnd. ôr-, Oe. or-, Mnl. oor-, Got. us- ‘uit’. Ate is afgeleid van het ww. eten. Dooreten met proclitisch lidwoord de. A.A. Weijnen (2003), Etymologisch dialectwoordenboek, Den Haagoorten, oeerten als dierlijk voedsel dienende losgeslagen aren (Belgisch-Limburg). = nl. orten mv. ‘etensresten’ = eng. orts mv ~ got. uzeta ‘kribbe’. Het eerste deel betekent ‘uit’ (zoals in verorberen, oorzaak, oordeel), het tweede ~ eten. F. Debrabandere (2002), West-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de West-Vlaamse woorden, Amsterdamoorte, woorte, warte (DB), zn. v., scherpl. o: zware bundel van verschillende samengebonden uitgedorste schoven (ook vlas), warrige bundel stro (van overschot nadat de koe het beste gegeten heeft), bundel dorre blaren met een wis of touw samengebonden; (ook) prop (GG: K). Mnl. orate, orete, orte ‘rest of afval van veevoeder’, Vroegnnl. oort daermen de beesten mede strooydt ‘des assais’ (Lambrecht), ooraete, oorete ‘reliquiae fastiditi pabuli sive cibi, esca superflua’ (Kiliaan). Mnd. ort(e), Ndd. ort(e), oort, E. ort(s) ‘kliekje, restant, overschot, afval’, De. Dial. orret, Zw. Dial. oräte, uräte. In de Kempen oort ‘overschot’ (Schuermans). Mnl. orate/orete samengesteld uit w. oor- (D. ur-) en ate ‘wat uit het eten komt, voortkomt, wat van het eten overblijft’. Thematische woordenboeken
J. van de Kamp en J. van der Wijk (2006), Koosjer Nederlands: Joodse woorden in de Nederlandse taal, Amsterdam; inclusief ongepubliceerde aanvullingen door de auteursO.R.T. [oërtee’], O.R.C., ORT, o.r.t., O.R.T.Z.: onder rabbinaal toezicht (niet te verwarren met ORT, zie aldaar). — Op 14-jarige leeftijd werd ik als bakkersknecht aangenomen in de bakkerij van Muis in de Valkenburgerstraat. Het was een joods bedrijf ORT (Onder Rabbinaal Toezicht), dat betekende dat er een Sjammos* rondliep (dat was iemand die erop moest toezien, dat alles schoon bereid werd en dat er geen treife, voor joodse wetten niet aanvaardbare artikelen, werden verwerkt). (JAC. VAN DE KAR, 1981) * Hier had moeten staan: sjoumer (zie aldaar). Een sjammos (zie: sjammes) heeft een andere taak. ORT [ort], ort: een in 1880 in St. Petersburg opgerichte filantropische organisatie, die zich vooral ten doel stelde, de ambachtelijke, landbouwkundige en technische scholing van joodse jongeren te bevorderen (vgl. de in 1846 opgerichte ‘Vereeniging ter bevordering van Ambachten onder de Israëlieten’). De ORT werd in 1920 een internationale organisatie (World ORT Union, Berlijn), die sinds 1943 in Genève zetelt. De ORT is gevestigd in 38 landen en heeft zich ontwikkeld tot de grootste particuliere onderwijsinstelling ter wereld, die o.m. ook veel technisch onderwijs verzorgt voor derde-wereldlanden. — In het Rusland van die dagen namen vooraanstaande Russische Joden, w.o. Baron de Gunzburg, het initiatief hun arme geloofsgenoten zonder dat het dezen geld zou kosten een beroep of ambacht te laten leren, opdat ze na hun training een zelfstandige broodwinning konden hebben. Men ging nog een stap verder: de vakbekwame schoenmaker, kleermaker of landbouwer gaf men billijke credieten voor de aanschaf van machines. [...] De Nederlandse ORT begon haar werk in uiterst moeilijke omstandigheden in een oud gebouw van de Joodse Gemeente aan het J.D. Meijerplein, thans het complex van het Joods Histories Museum. Aan de teruggekomen en opgedoken personen werd bekend gemaakt, dat een ieder die dit wilde in staat gesteld werd kosteloze vakopleidingen te gaan volgen. De outsider had er geen idee van, dat tal van goederen die hier te lande door de naoorlogse schaarste niet te verkrijgen waren, toch bij de ORT aanwezig waren. De saamhorigheid bestond voor de internationaal werkende ORT bijvoorbeeld uit het zenden van tafels door de Belgische ORT, naalden voor simpel naaiwerk van ORT England, stof, nodig voor het leren patroonmaken, breimachines, leermethoden en vooral de benodigde gelden van ORT Suisse, enz. [...] Een grote variatie van beroepen werd onderwezen, w.o. dames- en herenkleding, machinaal breien, timmeren, schrijfmachinereparatie, electrotechniek. Dames, heren, jongeren bezochten in de periode 1946-1962 deze kosteloze opleidingen. Den Haag, Rotterdam, Eindhoven, Enschede en vooral Apeldoorn, waar een groep van 500 Roemeense Joodse kinderen tijdelijk werd ondergebracht, kregen lokale ORT cursussen. (M. ARONSON, 1990) Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |