Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
meerkol - (Vlaamse gaai)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdammeerkol zn. ‘Vlaamse gaai’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenmeerkol2 [Vlaamse gaai] {merkolff 1477} dial. markol, middelnederlands marcolf [soort van kraai of ekster] {1410} ontstaan uit de persoonsnaam Markolf {1281} (wat eigenlijk ‘grenswolf’ betekent), die in de Middeleeuwen het type van de grappenmaker was. Omdat de vogel diergeluiden nabootst, kreeg hij de naam Markolf. Op de vormverandering kan meerkol1 invloed hebben uitgeoefend. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenmarkolf znw. m., in het Oosten van ons land gebruikelijke naam voor de gaai; zie verder: meerkol. De naam is ontleend aan de figuur van Markolf in het volksboek van Salomon en Marcolphus en wel omdat de vogel de stemmen van andere vogels nabootst. Voor de verbreiding van dit woord, dat in ons land tot in Utrecht en Oost-Noord-Brabant reikt, maar ook in het Rijnland zeer verbreid is, zie het kaartje Nr. 6 bij W. Foerste, Bijdr. en Med. Dial. Comm. 1955. meerkol 2, znw. m. Vlaamse gaai’, dial. (geld. Overijssels) markol, markolf, marklauwe, mnl. marcolf ‘kraai- of ekstersoort’ De naam is eig. de PN Markolf in de Middeleeuwse literatuur het bekende type van de grappenmaker (zoals in de sage van Salomon ende Marculphus); daar de vogel diergeluiden weet na te bootsen, gaf men hem de naam van deze aartsspotter. Vooral door het dierenepos werd deze oorspr. nl. naam tot in het Rijnland verspreid. Nadat deze figuur uit het volksbewustzijn verdwenen was, werd de naam op allerlei wijze vervormd; voor de vorm meerkol kan invloed van meerkol 1 meegewerkt hebben. Voor de dialectische vormen zie de kaart van P. J. Meertens, Taalatlas afl. 6, 6. en kaart Nr. 14 van K. Heeroma, Taalatlas van Oost-Nederland. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagmeerkol znw., eerst nnl. Evenals dial. markol, marklauwe e.a. vormen (ook talrijke du. bijvormen) vervormd uit markolf m., dat hd. en dial. ndl. nog = “meerkol, vlaamsche gaai” voorkomt en ook reeds mnl. en mnd. dezen en andere vogels aanduidt. Oorspr. is het een germ. eigennaam, letterlijk beteekenend “mark-wolf, grens-wolf” (voor ’t eerste lid zie markgraaf). Ohd. komt de eigennaam Marcolf inderdaad voor. Misschien moeten we voor den vogelnaam uitgaan van Markolf in de sage van Salomon ende Marculphus, waar Marculphus als een spotter en praatjesmaker optreedt. Men neemt wel aan dat de vervorming van markolf tot meerkol plaats had onder invloed van meerkol “meerkoet”, dat onder verwijzing op fri. kol “anser albifrons” uit meer I en kol I wordt afgeleid en als “meervogel met witten snavel, met wit op ’t voorhoofd” verklaard. Vgl. gaai. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentmeerkol m., met bijvorm markolf + Hgd. markolf, d.i. markwolf (grenswolf), voornaam, naam van een fabelachtig wezen, op den vogel overgebracht. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2011), Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen, Zwollemerkolf, merko(e)f, merkef, marko(e)f, meerkolf, -korf, merkef, meelkolf, -korf, melkolver, martko(l)f, mertkolf, metkolf, mekol, merkop, zn.: Vlaamse gaai, Garrulus glandarius; meerkol. Var. van Br. markolf en andere varianten. Vnnl. maer-kolf.j.roetaerd (Kiliaan). De naam is ontleend aan de spotter, de grappen en praatjes makende figuur Markolf in de middeleeuwse literatuur, zoals in het verhaal van Salomon ende Marcolphus, de Dyalogus Salomonis et Marculphi (Eigenhuis; TT 1949, 99). Markolf is de Germaanse voornaam mark-wulf ‘merk, grenssteen - wolf’, waaruit de Franse familienaam Marcou. F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek: de herkomst van de woordenschat van Antwerpen, Brussel, Noord-Brabant en Vlaams-Brabant, Zwollemellieklof, zn.: gaai. Verhaspeling van markolf door wisseling r/l en metathesis. A.A. Weijnen (2003), Etymologisch dialectwoordenboek, Den Haagmaarkolf, maerkef, merkoef, meelkörf, malkörf, marklau, markloper, marklover, markrover gaai (Oost- en Midden-Nederland). = de naam van de spotter markolf, ss. van mark ‘grens’ en wolf. Zo’n Germaanse naam is dikwijls samengesteld uit een deel v.d. naam v.d. vader en een deel van de naam v.d. moeder. maarkolle gaai (Achterhoek, Veluwe). Contaminatie van maarkolf ↑ en meerkol ‘meerkoet’. Thematische woordenboeken
K.J. Eigenhuis (2004), Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen, AmsterdamMerklouw Merkoef Merkof Merkol Merkolf Volksnamen in het oosten van ons land voor de Vlaamse Gaai. Zie verder sub Markolf. Misschien moet in de gevallen van Merkoef en Merkof voor wat de uitgang -oef en -of betreft, ook nog gedacht worden aan beïnvloeding van het gelijke woord voor ‘Uil’ (vgl. sub Katof). Zie ook Bermarkoof en Blauwmarkoof. Markolf Marrekol Marrikol(f) Merkolf Merkol Meerkol(f) Meerkoot Merkoot Morkolf Volksnamen in het oosten van N voor de Vlaamse Gaai. De naam is ontleend aan de grappen en praatjes makende figuur van Markolf in de middeleeuwse literatuur, zoals in het verhaal van Salomon ende Marcolphus; Marcolphus is hierin de gelatiniseerde vorm van de (germaanse) naam Markolf. Bij Albertus Magnus is een bewijsplaats dat de vogel zo genoemd werd. Meertens 1949 (p.99) geeft als jaartal op: 1479, maar mogelijk valt de naam al in de oudste uitgave van De animalibus, en dat is dan 1262- 1280. T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendMeerkol (dial, markolf) voor mark-wolf = grenswolf, eig. de naam van een lawaaimakend wezen, voorkomende in de Duitsche mythologie. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |