Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
laak - (wetering, poel, plas)Etymologische (standaard)werken
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenlaak1* [wetering, poel, plas] {in de vroegere gebiedsnaam Nifterlaco <723>, lake 1294} hoogduits Lache, verwant met leek3. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenlaak 1 znw. v., mnl. lāke ‘poel, plas; waterloop, beek, mnd. lāke ‘stilstaand water in een rivierbedding’, os. laca (in plaatsnamen), ohd. lahha (mhd. lache) ‘poel’, oe. lacu v. ‘rivier, beek’, ne. dial. lake ‘meer’; daarnaast abl. on. lœkr m. ‘langzaam stromende beek’. — Afl. van leken; zie ook: leek 2. Uit het germ. zijn ontleend ital. lacca ‘diepte in de bodem’ en osl. loky ‘poel’. Daarentegen is lat. lacus ‘meer’ niet verwant; het kan echter op de bet. ‘plas, poel’ invloed uitgeoefend hebben. — Overname uit een rom. laca, lacca, verwant met lat. lacus is niet onmogelijk, maar ook niet waarschijnlijk. — Voor de verbreiding van het nl. woord naar N. Duitsland, vgl. Teuchert, Sprachreste 175-6. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentlaak v. (beek), Mnl. lake + Ohd. lahha (Mhd. en Nhd. lache), behoort bij leken. Niet, gelijk Ags. lac (Eng. lake), ontleend aan Lat. lacus (Fr. lac); ook niet verwant met Lat. lacus, waaraan in 't Germ. een vorm lag- zou beantwoorden, blijkens Ags. lagu = meer. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
A.A. Weijnen (2003), Etymologisch dialectwoordenboek, Den Haaglaoke niet te brede en niet te smalle beek (Achterhoek). = Abl. ~ ono. lækr ‘langzaam stromende beek’, ~ lekken. F. Debrabandere (2002), West-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de West-Vlaamse woorden, Amsterdamlake 1, laak (DB), zn. v.: sloot; laagte (WVD: Okselare, P). Mnl. lake ‘poel, beek, scheisloot’, Vroegnnl. laeck, lack ‘lacus’ (Kiliaan). Ohd. lahha, Mhd., D. Lache ‘plas’, Os. laka ‘plas, poel’, Oe. lacu ‘beek’. Verwant met lek, leken, leek. Idg. *leg- ‘druppelen’. Thematische woordenboeken
G. van Berkel & K. Samplonius (2018), Nederlandse plaatsnamen verklaardlaak 'natuurlijke waterloop' Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015laak ‘wetering, poel, plas’ -> Duits dialect Lake ‘wetering, poel’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamlaak* wetering, poel, plas 0723 [Künzel] Overige werken
Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.laku- ‘Wasseransammlung in einer Grube, Lache, See’
Gr. λάκκος (*λακυ̯ος) ‘Zisterne, Teich’; WP. II 380 f., WH. I 748, Trautmann 149. Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |