Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
kikker - (amfibie (geslacht Rana))Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamkikker zn. ‘amfibie (geslacht Rana)’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenkikker* [kikvors] {1623, vgl. kickert 1567} klanknabootsende vorming. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenkikker znw. m., een fries-holl. woord volgens Kiliaen, vgl. fri. kikkert, duidt het kwakende geluid van het dier aan. Een oudere naam is vors, ook in de samenstelling kikvors. In onze dialecten heeft dit dier verschillende namen, zoals kwak of kwakkert, puit of pudde en work; zie de kaart van T. van Beusekom, Taalatlas Afl. 1, 12. en die van K. Heeroma, Taalatlas van Oost-Nederland Nr. 17. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagkikker, kikkert znw. Van kik. Sedert Kil., die ’t “Fris. Holl.” noemt, = fri. kikkert. Thematische woordenboeken
M. De Coster (2007), Groot scheldwoordenboek: van apenkont tot zweefteef, Antwerpenkikker: marinier. Vgl. bagger*, bokkenslinger*, koperzuiger* Als chef-staf krijgt Van Baal de leiding over tweehonderd professionele stafmedewerkers, een kruiwagen vol ‘kikkers’ die zo vanaf de NAVO-basis Rheindalen in Duitsland werd opgepakt en als het ware in Kiseljak werd neergekwakt. (de Volkskrant, 18/02/1994) H. ter Stege (2004), De betekenis van de Nederlandse (volks)namen van zoogdieren, reptielen en amfibieën, eigen uitgave WaalreKIKKERS en PADDEN ̶ ANURA E. Sanders (1997), Borrelwoordenboek: 750 volksnamen voor onze glazen boterham, Den Haagkikkertje In 1874 voor het eerst gevonden, in een verzameling spreekwoorden over drinken, drank en dronkenschap van P.J. Harrebomée. ‘De kikker leeft in ’t nat, daarom gebruikt men diens naam voor den kost van den dronkaard’, luidt enigszins aangepast zijn toelichting. Afijn, zei Toon, daarom niet getreurd, we hebben nog precies genoeg voor een kikkertje. En ze gingen ‘een fatsoenlijke herberg’ binnen. En in 1897 schreef hij in Amsterdam bij dag en nacht: De gouden ringetjes in zijn ooren schitterden vroolijk in ’t schijnsel van ’t licht, als hij [...] door de gelagkamer heen en weer liep, altijd gereed met een vriendelijk: ‘Aannemen?’ ‘Ja dadelijk hoor!’ of een vroolijk: ‘Wou je nog een kikkertje maat? ’k Zal je helpen!’ Van een dronkeman zei men in de 19de eeuw hij gaat aan ’t kikkers vangen. Kikkertje staat sinds 1950 in de Grote Van Dale. In het begin van de 19e eeuw werd jenever in de Engelse volkstaal wel frog’s wine ‘kikkerwijn’ genoemd. Frog was in Engeland toentertijd de bijnaam voor ‘Nederlander’. Frog’s wine is dus eigenlijk ‘Nederlandse jenever’. Tegenwoordig wordt frog gebruikt als scheldnaam voor ‘Fransman’. De Friezen kennen kikkert of kikkertsje voor een ‘glaasje zonder voet’. [Herroem 3; Nav. 3:285; Stoett 2:83; WFT 10:316; WNT VII2 2910] Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015kikker ‘kikvorsachtige’ -> Fries kikkert ‘kikvorsachtige’; Duits dialect Kikkert, Kicker ‘kikvorsachtige’. kikker ‘dubbele haak ter bevestiging van een lijn, bijvoorbeeld voor het bevestigen van zeilen op een molen’ -> Duits dialect Kicker ‘dubbele haak voor het bevestigen van zielen op een molen’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamkikker* kikvorsachtige 1623 [WNT] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |