Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
jurk - (japon)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamjurk zn. (NN) ‘japon’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenjurk [japon] {1691 in de betekenis ‘bovenkleed voor kleine kinderen’; de huidige betekenis 1846} < oudfrans journée vgl. engels jerkin [wambuis], uit het Nederlands. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenjurk in de 18de eeuw uit oostfri. dial. jurk, jürke, jurken ‘overtrek van dopelingenkleed’, dat misschien weer uit ne. jerkin ‘wambuis’ zou zijn overgenomen (J. W. Muller, Album-Ver-coullie II, 1927, 209-211). — > russ. žúrka vgl. R. v. d. Meulen Verh. AW Amsterdam 66, 2 (1959), 35. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagjurk znw., nog niet bij Kil. = oostfri. dial. jurk, jürke, jurken “überzug einen kleides für täuflinge”. Oorsprong onbekend evenals van das II, jas I. Vgl. eng. jerkin “wambuis” (IG. en 17. eeuw)? C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagjurk. Misschien ontleend aan eng. jerkin (J.W.Muller Album-Vercoullie 209 vlgg.)? Oostfri. jurken zou dan de oudste vorm zijn, waaruit jurk doordat -en als mv.-uitgang werd opgevat (vgl. baak). J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentjurk v., oorspr. onbek.; hieruit Eng. jerkin. Thematische woordenboeken
M. De Coster (2007), Groot scheldwoordenboek: van apenkont tot zweefteef, Antwerpenjurk: (spottend) priester. Zie ook janjurk*. jurk (van een gozer, kerel): slappeling, doetje*. Ook wel een janjurk* genoemd. N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekjurk (van Oudfrans journée)
Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015jurk ‘kledingstuk’ -> Duits dialect Jürtje ‘jurk die men bij baby's over de luier legt’; Russisch dialect žúrka ‘japon van meisjes en vrouwen’; Indonesisch yur(e)k ‘kledingstuk’; Sranantongo yorki ‘kledingstuk’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamjurk kledingstuk 1691 [WNT] <Frans Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |