Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
hocus pocus - (toverformule; goochelarij, geheimzinnig gedoe)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamhocus-pocus zn. ‘toverformule; goochelarij, geheimzinnig gedoe’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenhocus pocus [toverformule] {ocus bocus 1644, hokos bokos 1697, hocus pocus pas 1788} dit is allemaal schertslatijn dat teruggaat op een onzinformule die door zwervende studenten in de 16e eeuw werd gebruikt: hax pax max Deus adimax, of dat teruggaat op de misformule: hoc est (enim) corpus meum [dit is immers mijn lichaam]; met pilatus pas wordt verwezen naar Pontius Pilatus, de Romeinse stadhouder door wie Jezus ter dood veroordeeld werd. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenhokus-pokus znw. m. o. ‘toverformule van goochelaars’. Het oudste voorkomen van dit woord is in 1624 in Engeland, vandaar verbreidde het zich naar Nederland, waar het 1634 in het goochelboekje Hocus Pocus Junior optreedt; ten slotte van hier weer naar Duitsland. Gewoonlijk leidt men dit woord af van de misformule hoc est corpus en daaraan schijnt de nnl. afsluiting der formule pilatus pas enige steun te geven. Intussen is het moeilijk denkbaar dat goochelaars het gewaagd zouden hebben deze formule zo te ontwijden. — Men heeft daarom ook gedacht aan een in de Middeleeuwen vaak voorkomende toverformule hax pax max (Güntert, Von der Sprache der Götter und Geister 1921, 35 en 66), die o.a. op hostiën geschreven werd als afweermiddel van koorts en dgl. ziekten; de vorm met o zou dan toe te schrijven zijn aan een engelse uitspraak (in 1625 treedt inderdaad oxbox op), vgl. Jacoby, Hwb. des Abergl. 9, 183-4. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haaghocus-pocus tusschenw. en znw. (de en het); internationaal woord. Komt ’t eerst in 1624 voor als de naam van een goochelaar in Engeland. Wsch. oorspr. een tooverformule, waarvan ’t tweede lid een vervorming van lat. pôculum “beker” is en ’t eerste een rijmwoord hierbij; de formule werd gebruikt als de goochelaar twee bekers achtereenvolgens aanraakte. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haaghocus-pocus. Ten dele zal de formule vervormd zijn uit de laat-middeleeuwse, z.g. latijnse, toverspreuk hax max pax (Deus adimax). Vgl. Güntert Spr. d. Gött. u. Geister 66, 35 (naar Schindler Abergl. des MA. 261). J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Genthocuspocus o. en m., ook in ’t Hgd., Eng. en Fr.: uit hocus-pocus-pas, de tooverformule der goochelaars: is een redupl. met gewijzigden beginklank van een vervorming van Lat. poculum = beker (uit *potlom, van potare = drinken) en de imper. van Fr. passer (z. pas 4). De goochelaar raakt met zijn tooverroede eerst een beker (hocus), dan den tweeden (pocus) aan, en maakt daarna met zijn roede een zwaai (pas) alsof hij alzoo de muskaat uit den eenen beker onder den anderen deed overgaan. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschhokus-pokus s.nw. F. Debrabandere (2002), West-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de West-Vlaamse woorden, Amsterdamoktusboktus (K), tussenw.: verhaspeld uit toverformule hokus pokus < hoc est porcus, door metathesis < consecratieformule hoc est corpus (Med. Ver. Naamk. 1959,126). S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunshokus-pokus: “towerformule; goëlery” (WAT); Ndl. hocus-pocus (sedert 17e eeu, daarnaas ou vorm okus-bokus), Eng. hocus-pocus, Hd. hokuspokus; nog onseker of dit verb. hou met die (spot)naam van ’n bep. goëlaar of met die omstrede wd. van ’n towerformule in Potjieslatyn. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015hocus pocus ‘tussenwerpsel: toverformule’ -> Ambons-Maleis pokis-pokis ‘een uitdrukking om goochelen aan te duiden, toverkunsten’; Kupang-Maleis pokis-pokis ‘een uitdrukking om goochelen aan te duiden’; Menadonees pokis-pokis ‘een uitdrukking om goochelen aan te duiden’; Ternataans-Maleis pokis-pokis ‘een uitdrukking om goochelen aan te duiden’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamhocus-pocus toverformule: tussenwerpsel 1644 [WNT] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |