Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
hennep - (plant met vezelachtige bast (Cannabis sativa))Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamhennep zn. ‘plant met vezelachtige bast (Cannabis sativa)’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenhennep [plant] {hennep, han(n)ep 1343-1346} oudsaksisch hanap, oudhoogduits hanaf, oudengels henep, oudnoors hampr; buiten het germ. grieks kannabis < latijn cannabis, armeens kanap, kanep, oudindisch śaṇa-, en buiten het i.-e. akkadisch qunnabu; het is onduidelijk aan welke taal deze vormen zijn ontleend. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenhennep znw. m., mnl. hannep, hanep, hennep, hennip, os. hanap, mnd. hennep, ohd. hanaf, hanif, oe. hennep, henep (ne. hemp), on. hampr. — gr. kánnabis. — Zie ook: gelling. Een cultuurwoord van onbekende herkomst. De Germanen hebben het nog voor de klankverschuiving overgenomen, hetzij van de Skythen (vgl. osl. konoplja, lit. kanapes), hetzij van de Thraciërs (alb. kanep, opr. knapios), vgl. Hoops, Waldb. 472-3. — De ook in de dial. aanwezige wisselingen tussen vormen met a en e wijzen op de beide vormen *hanap- en *hanip-. Rechtstreeks van lat. cannabis zijn mnl. kennep, nnl. dial. kennep, kemp, owvla. canaps, wvla. kemp, kimp, kempst, kampst afgeleid. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haaghennep znw., mnl. hannep, hānep, hennep, -ip m. Dial. nog met a (Twente, Kampen), elders (Achterh., Vel., Goeree) met e. De e is uit een vorm *hanip- > *henp > hennep te verklaren. = ohd. hanaf, hanif (nhd. hanf) m., os. hanap, rnnd. hennep, ags. hænep, henep (eng. hemp), on. hampr m. “hennep”. Een vóór de klankverschuiving door de Germanen ontleend cultuurwoord. Denzelfden oorsprong heeft gr. kánnabis (sedert Herodotus; hieruit lat. cannabis) “hennep”. Herodotus vermeldt het gebruik van kánnabis bij Scythen en Thraciërs. Met het oog op den oostelijken oorsprong van den hennepbouw is ’t waarschijnlijker, dat de slav. en balt. hennepnaam (russ. konopl’á, lit. kanãpės) uit dezelfde taal komt als de germ. en gr., dan dat hij uit het Germ. ontleend is. Men gaat wel uit van čeremissisch keńe, kińe “hennep” + syrjänisch-wotjakisch pįš, puš “netel”. Ook oi. çaṇá- “een soort hennep”, osset. san “wijn” zullen wel denzelfden oorsprong hebben. Mnl. kennep, nnl. dial. kennep, kemp (wvla. kemp, kimp, kempst, kampst) zijn uit lat. cannabis ontleend. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haaghennep. Owvla. (herb.) anep. — Bij de k-vormen adde: owvla. (herb.) canaps. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Genthennep m., Mnl. id., Os. hanap + Ohd. hanaf (Mhd. en Nhd. hanf), Ags. hænep (Eng. hemp), On. hampr (Zw. hampa, De. hamp), vóór de klankverschuiving ontleend aan Gr. kánnabis waarop ook Lat. cannabis, Perz. kanab, Osl. konoplje, Lit. kanãpės, teruggaan; Gr. kánnabis gaat met kánna op het Sem. terug (z. kanon). Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
A.A. Weijnen (2003), Etymologisch dialectwoordenboek, Den Haaghemp, hamp, hump hennep (Drente). = hennep, os. hanap ‘id.’, ono hampr ‘id.’, ohgd. hanif ‘id.’. Evenals gr. kánnabis ‘id.’ en russ. konopljá « een nu uitgestorven taal, al voor de Germaanse klankverschuiving. De vorm ontstond door verkorting en daarna assimilatie. Het verschil tussen vormen met a dan wel e berust op het al dan niet aanwezig zijn van i in de volgende lettergreep. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunshennep: pln., gew. dagga genoem (Cannabis sativa, fam. Moraceae); Ndl. hennep/hemp (Mnl. han(n)ep, dial. ook kennep/kemp), Hd. hanf, Eng. hemp, gaan terug op Lat. cannabis en Gr. kannabis, maar herk. hoërop onbek. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekhennep (Scytisch/Thracisch)
E. Paque (1896), De Vlaamsche volksnamen der planten van België, Fransch-Vlaanderen en Zuid-Nederland, BrusselHennip, v. — Te Hoogstraten en omstreken. — Cannabis sativa L.; fr. Chanvre cultivé; vl. Gekweekte hennip, Hennep, Kennip of Kemp. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamhennep plant 1343-1346 [MNW] <Scythisch of Thracisch Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |