Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
groep - (stalgoot)Etymologische (standaard)werken
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpengroep1* [stalgoot] {groepe 1356-1357} oudfries grope, oudnoors gróp → greppel. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidengroep 2 znw. v. ‘sloot, greppel; goot langs huizen en in de stal’, mnl. groepe, gruepe, grōpe, groop ‘greppel, goot’, mnd. grōpe, nnd. grōpe, grōp, ofri. grōpe, vgl. nijsl. grōp ‘groef, schaarde’; daarnaast met korte vocaal grŏp, fri. groppe. — Zie verder: grep. — > ne. dial. groop ‘geul voor afvalwater, riool’ (sedert 1440, met oudere vormen grope, groupe, vgl. Bense 128). J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentgroep 1 v. (goot), bijvorm van grop. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2007), Zeeuws etymologisch woordenboek: de herkomst van de Zeeuwse woorden, Amsterdamgroep(e), gruppe zn. v.: (mest)goot (in de koestal); smalle strook, voor (in het land). Mnl. groepe, grope ‘greppel, goot’, Vnnl. grope, grubbe ‘kuil’ (Kiliaan). Ofri. grôpe, Mnd. grope, N., Zw. grop ‘kuil, groeve’, IJsl. grôp ‘groef’. Zoals groeve bij de wortel van graven. Vgl. grebbe, greppe. grope zn. v.: achterste (vulg.). Eig. Mnl. grope ‘greppel, goot’ (zie groep(e)). Goed te vergelijken met gat, reet. A.A. Weijnen (2003), Etymologisch dialectwoordenboek, Den Haaggroep mestgoot, voedergoot (Brabant). = ofri. grōpe. Vgl. ijsl. grōp ‘groef. ~ grep ↑, grip ‘greppel’, greppel. Uiteindelijk wel met dezelfde basis als nl. graven en groeve. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015groep ‘(gewestelijk) stalgoot’ -> Engels groop ‘stalgoot; smalle greppel; groef; (verouderd) tapgat, spiegat’. Dateringen of neologismen
J. Posthumus (1986), A Description of a Corpus of Anglicisms, Groningengroep, only in compounds, de [γrup] Koenen 1940 (first of homographic lemmas, in other sense); Koenen 19074 (first of homographic lemmas, in other sense); Van Dale 1976 (second of homographic lemmas, second numbered sense). Compounds/derivations: reisgroep, toerismegroep (also see tourism), wintersportgroep; (+ 6 further compounds with a name as first element). Editorial comment: Though Van Dale 1976 (second of homographic lemmas, second numbered sense) gives a business-example, it does so under a very general definition, much less specific than Collins 6. ‘an association of companies under a single ownership and control, consisting of a holding company, subsidiary companies and sometimes associated companies’. Semantic loan from English group n. (= association of business companies) groep, plural groepen (only in compounds) [γrup/ən] Koenen 1940 (first of homographic lemmas, in other sense); Koenen 1974 (first of homographic lemmas, in other sense); Van Dale 1976 (second of homographic lemmas, in other sense) aantal in geregeld verband samenspelende popmusici: “Wie kent niet de Four Tops, The Supremes, Marvin Gaye, The Temptations, The Miracles en al die andere negergroepen die in de Verenigde Staten onafgebroken hits maakten.” (1210195). Compounds/derivations: beatgroep, negergroep. Semantic loan from English group n. (= band of musicians) Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |