Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
faam - (reputatie; roem)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamfaam zn. ‘reputatie; roem’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenfaam [reputatie, roem] {fame 1250} < frans fame [idem] < latijn fama [gerucht, (goede of slechte) naam, reputatie, roem], verwant met fari [spreken, verkondigen], fateri [bekennen] (vgl. confessie) en met ban1. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenfaam znw. v., mnl. fāme, al dan niet over fra. fame < lat. fāma ‘gerucht, faam’. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagfaam znw., mnl. fâme v. Uit. lat. fâma “gerucht, faam”. Misschien via ofr. fame “id.”. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentfaam v., Mnl. fame, uit Ofra. fame (van waar fameux), van Lat. famam (-a) afgel. van denz. wortel als fari = spreken + Skr. bhanati, Gr. phḗmi, Germ. ban (z.d.w.). Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtfaom verouderd, (zn.) faam, reputatie; Vreugmiddelnederlands fame <1250> < Frans fame. G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschfaam s.nw. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunsfaam: “gerug; reputasie”; Ndl. faam (Mnl. fame), mntl. via Ofr. fame uit Lat. fama, “gerug”; v. ook infaam. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekfaam (Latijn fama)
C.H.Ph. Meijer (1919), Woorden en uitdrukkingen verklaard door Dr. C. H. Ph. Meijer, AmsterdamFaam, roem, vermaardheid, bekendheid; mnl. fame, door ofr. fame van lat. fama, en dit van een ww. fare = spreken, dat wij terugvinden in het fra. enfant met ontkennend en (in), dus een nog niet sprekend wezen; spa. infante (prins, evenals ons kind vroeger de bet. van “vorstenkind, prins” had). Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015faam ‘reputatie, roem’ -> Sranantongo fan ‘reputatie, roem’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamfaam reputatie, roem 1250 [CG II1 Trist.] <Frans Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |