Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
drinken - (vloeistof tot zich nemen)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamdrinken ww. ‘vloeistof tot zich nemen’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpendrinken* [vloeistof tot zich nemen] {oudnederlands drinkan 901-1000, middelnederlands drinken} oudsaksisch drinkan, oudhoogduits trinkan, oudfries drinka, oudengels drincan, oudnoors drekka, gotisch drigkan; verbindingen met niet-germ. woorden zijn dubieus → drenken. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidendrinken ww., mnl. drinken, onfrank. drinkan, os. drinkan, mnd. drinken, ohd. trinkan, ofri. drinka, oe. drincan, on. drekka, got. drigkan. — Zie: drank en dronk. De etymologie is onzeker: 1. Zupitza, Gutt. 161 vergelijkt oi. dhrajati ‘strijken, glijden’, lett. dragat ‘scheuren’ van een idg. wt. *dhreg ‘trekken’, dan eig. ‘een slok doen’; weinig waarschijnlijk. — 2. J. Trier, Zs. der Savigny-Stiftung fūr Rechtsgesch. 65, Germ. Abt. 1947, 253 vergelijkt gr. thrigkós ‘omheining’ en wil daarom uitgaan van het drinkgelag in de kring der mannen’; vrij gezocht. — Indien het ww. dus alleen in het germ. bekend is, dringt zich de mogelijkheid van een substraatwoord op. — Zie taalkaart bij J. van Ginneken, Taaltuin 3, 1934-5. 91-93. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagdrinken ww., mnl. drinken. = onfr. drinkan, ohd. trinkan (nhd. trinken), os. drinkan, ofri. drinka, ags. drincan (eng. to drink), on. drekka, got. drigkan “drinken”, een alg.-germ. sterk ww. Uit het Du. komen it. trincare, fr. trinquer “klinken, drinken.” Oorsprong onzeker. Eén mogelijke etymologie is voorgesteld: idg. dhreŋg- is de genasaleerde basis *dhreg-, vgl. oi. dhrájati “hij gljjdt voort, trekt op”, on. drâk v. “streep”. De g kan palataal geweest zijn, tenzij lett. dragât “rukken” verwant is (zie echter bij dragen). Drinken zou dan ospr. “naar binnen strijken” zijn (vgl. bij zwelgen). Vgl. drank, drenken, dronk, dronken. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagdrinken. De in het art. als ‘mogelijk’ vermelde etymologie is zo vaag, dat de oorsprong beter onbekend kan genoemd worden. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentdrinken o.w., Mnl. id., Os. drinkan + Ohd. trinchan (Mhd. en Nhd. trinken), Ags. drincan (Eng. to drink), Ofri. drinka, On. drekka (Zw. dricka, De. drikke), Go. drigkan: Idg. wrt. dhreŋg, misschien verwant met den wrt. dhragh = trekken (z. dragen); werd door het Rom. ontleend: Fr. trinquer, It. trincare. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtdrinke (ww.) drinken; Sermoen euver de Weurd (18e eeuw) drinken, Aajdnederlands drinkan <901-1000>. J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, Muiderbergdrinken (dronk, heeft gedronken), (ook:) 1. eten met een lepel van vloeibaar voedsel (soep, pap). Ik weet zelfs dat jullie eerst naar Blauwgrond zijn gegaan om saoto* [een Jav. soep] te drinken (Rappa 1980: 105). - 2. innemen, slikken van medicijnen e.d., ook vaste. Ik kan geen kinderen meer krijgen, die mensen zeggen dat ik tabletten* drink (mond.). - 3. (gezegd door Hindostanen*) roken. - Etym.: (2) Het kan dat men in het geval van tabletten e.d. d. gebruikt omdat deze veelal met een vloeistof naar binnen worden gewerkt. - Zie i.v.m.3 ook: slik*, slok*. Thematische woordenboeken
W. de Vreese (1899), Gallicismen in het Zuidnederlandsch, Gent[verkeerd gebruik van een voorzetsel o.i.v. het Frans] Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015drinken ‘vloeistof tot zich nemen’ -> Frans dialect † trinquer, drinquer, dringuer, drinker ‘drinken (met overmaat); klinken (met de glazen)’; Baskisch dringatu ‘klinken, toosten’ <via Frans>; Indonesisch drink ngedrink ‘sterkedrank gebruiken’; Negerhollands drink, dring, drin ‘vloeistof tot zich nemen, zuipen’; Berbice-Nederlands dronggi ‘verdrinken’; Sranantongo dringi ‘vloeistof tot zich nemen (ook pap of soep)’ (uit Nederlands of Engels); Aucaans dingii ‘vloeistof tot zich nemen’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamdrinken* vloeistof tot zich nemen 0901-1000 [WPs] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen494. Drinken (of zuipen) als een Tempelier,d.w.z. overmatig drinken. Men beweert, dat deze spreekwijze haar ontstaan te danken heeft aan het overdadig en ongebonden leven dier riddermonniken. Zie Huygens, VII, 170: Ick bend'er by geweest, 't is waer, daer Dronckaerts saten, Wander IV, 1323 ‘Aus den Schriften des 14. Jahrhunderts geht hervor, dass die Mitglieder dieses Ordens in einer Weise zu trinken pflegten, die man jetzt mit Saufen bezeichnet’ Overige werken
Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.dhreg̑- ‘ziehen; dahinziehen, gleiten, streifen’, gleichbedeutend mit trā̆gh- (s. dort)
Ai. dhrájati ‘streicht, gleitet dahin’, prá-dhrajati ‘eilt’, dhrájas- n., dhrajati- f. ‘das Streichen, Zug’, dhrā́j- etwa ‘Zugkraft’, dhrā́ji-, dhrājí- f. ‘Zug, Trieb’; WP. I 874. Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |