Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
cesuur - (rustpunt in versregel of muziekstuk; pauze)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamcesuur zn. ‘rustpunt in versregel of muziekstuk; pauze’ EWN: cesuur zn. 'rustpunt in versregel of muziekstuk; pauze' (1822) P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpencesuur [rustpunt] {caesuur 1824} < frans césure < latijn caesura [het afhakken, het afgehakte, cesuur in een vers], van caedere (verl. deelw. caesum) [hakken]. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunssesuur II: rus in versreël; Ndl. caesuur/cesuur, Eng. caesura, uit Lat. caesura, “snyding” (afl. v. Lat. ww. caedere, “sny”). Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamcesuur rustpunt 1824 [WEI] <Frans Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |