Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
cel - (klein vertrek)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamcel zn. ‘klein vertrek’ EWN: cel zn. 'klein vertrek'; de vorm cel (1660) P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpencel [klein vertrek, klein bestanddeel] {c(h)elle [kloosterkamertje, loge in schouwburg, verblijf, kelder] 1201-1250; als ‘holte in weefsel’ 1644} < latijn cella [bewaarplaats, voorraadkamer, vertrek, vertrek in tempel waar het beeld van de god zich bevindt, cel van een bijenkorf], verwant met celare [geheim houden]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidencel znw. v., mnl. celle, chelle < lat. cella. - Zie: kelder. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagcel znw., mnl. celle (chelle) v. Uit lat. cella “cel”. Geleerde ontl. Ook reeds mhd. mnd. Zie kelder. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentcel v., uit Lat. cellam (-a) = kleine kamer, van denz. wortel als celare (z. helen en kelder). Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
S. Joubert en N. van der Sijs (2020), ‘Antilliaans-Nederlandse woorden en hun herkomst’, in: Trefwoord, november 2020cel (Joubert 2005) mobieltje, met van het Europees-Nederlands afwijkende betekenis in het Antilliaans-Nederlands, als verkorting van Engels cell(ular) phone. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunssel I: min of meer selfst. deel v. groter geheel (bv. v. battery, gebou, liggaam); Ndl. cel (Mnl. celle, chelle), soos Hd. zelle, Eng. cell, via Ofr. celle uit Lat. cella, “hokkie, kamertjie; afdeling, vertrek”. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekcel ‘klein vertrek’ (Latijn cella); ‘deeltje protoplasma’ (Engels cell)
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendCel van ’t Lat. cella = voorraadskamer (zie Kelder), van celare = verbergen; van denzelfden wt. als ons helen = verbergen. (Lat. c werd als k uitgesproken en k, g en h zijn verwant.) Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015cel ‘klein vertrek; kleinste element in organisch weefsel; deel van een batterij’ -> Indonesisch sél ‘klein vertrek; kleinste element in organisch weefsel; batterij’; Jakartaans-Maleis sèl ‘gevangeniscel’; Javaans sèl ‘klein vertrek’; Kupang-Maleis sel ‘gevangenis’; Madoerees ēssel ‘gevangeniscel’; Menadonees sèl ‘gevangeniscel’; Japans saibō ‘kleinste element in organisch weefsel, lett. klein pakketje’; Chinees xibao ‘kleinste element in organisch weefsel’; Papiaments sèl ‘klein vertrek; deel van een batterij of accu’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamcel klein vertrek 1240 [Bern.] <Latijn cel kleinste element in weefsel 1644 [WNT] <Latijn Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |