Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
broer - = broeder1Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdambroeder zn. ‘zoon van de vader, broer; monnik; verpleger’ Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtbroor (zn.) broer; Vreugmiddelnederlands broder <1236>. J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, Muiderbergbroer (de, -s), broer of halfbroer ouder dan de betrokkene. Mildred heeft één broer en twee broertjes*. - Etym.: AN b. = mannelijk kind van dezelfde ouders als betrokkene. Zie ook: broertje*, kleinbroertje*, zuster*, zusje*, kleinzusje*. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |