Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
beroep - (werkkring; appèl)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamberoep zn. ‘werkkring; appèl’ EWN: ♦ beroepen ww. 'appeleren, steun vragen; een predikant uitnodigen voor aanstelling' (ca. 1400) P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenberoep* [het roepen tot een ambt, werkkring] {1292 in de betekenis ‘gerechtelijke uitdaging’; de betekenis ‘werkkring’ 1642} middelnederduits berōp [roeping, beroep], hoogduits Beruf [oorspr. roeping, dan ook beroep]; alle betekenissen sluiten zich aan bij beroepen, van be- + roepen1. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenberoep znw. o., mnl. beroep betekent ‘uitdaging’ of ‘appèl’. De huidige bet. van ‘werkkring’ vindt men echter reeds bij Hooft, terwijl mnd. berōp in die bet. al ouder is en de beide betekenissen van ‘roeping’ en ‘beroep’ verenigt evenals laatnhd. beruf. Oorspronkelijk duidde het woord, hierin beantwoordend aan lat. vocatio, gr. klē̃sis aan ‘het door God beroepen zijn aan de heilsgoederen deel te nemen’, dus ‘het beroepen zijn tot de geestelijke stand’; eerst sedert Luther ook gebruikt in wereldlijke zin. In het woord beroep steekt dus ‘het tot een ambt of werkkring beroepen zijn’. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haag† beroep znw. o. = mnl. beroep o. dat alleen ‘uitdaging; appèl’ betekent. Kil. geeft nog uitsluitend ‘provocatio’. De nnl. bet. ‘werkkring’ evenwel reeds bij Hooft. Mnd. berôp m. betekent al ‘roeping, beroep’. Vroegnhd. beruf m. oorspr. = ‘roeping’, daarna ook = ‘beroep’. Alle bett. sluiten zich aan bij vroegere of latere bett. van † beroepen ww., dat sedert het Mnd. Mnl. voorkomt. Zie roepen. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentberoep o., in het bet. van bedrijf, staat tot roepen als Fr. vocation, Lat. vocationem (-io) tot vocare = roepen, dus = dat waartoe men zich geroepen gevoelt. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtberoop (zn.) werkkring; Nuinederlands beroep <1642>. J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, Muiderbergberoep’: hoger beroep (het), beroep bij het Hof* van Justitie, dus tevens cassatie. De kantonrechter* had de lijnbus chauffeur veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf plus een geldboete en intrekking van het rijbewijs voor de duur van één jaar. Vandaar dat hij in hoger beroep was gegaan en zijn zaak in tweede instantie voor het Hof diende (WS 6-3-1982). Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekberoep ‘roeping tot God’ (bet. van Latijn vocatio)
Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015beroep ‘werkkring’ -> Negerhollands beroep ‘werkkring’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamberoep* appèl, herziening van vonnis aan hogere rechter vragen 1292 [CG I3, 1717] beroep* werkkring 1642 [WNT] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |