Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
baai - (weefsel)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdambaai 2 zn. ‘grove wollen stof’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenbaai1 [weefsel] {1619, vgl. baeisch laken 1530} < frans baie [roodbruin (van paarden)] < latijn badius [bruin], verwant met oudiers buide [geel]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenbaai 1 znw. o. m., ‘wollen stof’, vgl. mnl. baeysch laken, naast mnd. baie, ne. bay, baize < ofra. baie, nu nog waals en pikard., wordt gewoonlijk afgeleid van fra. bai ‘roodbruin’ < lat. badius, vgl. ook ofra. baiet, baiard ‘naam voor paarden’, opikard. bayette ‘donkere stof’. Uit het nl. is waarsch. russisch bájka ontleend (R. v. d. Meulen Ts. 28, 1909, 207-8). — > nhd. bai (sedert de 17de eeuw, vgl. Kluge, Seemannssprache 1911, 59) N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagbaai I (wollen stof), mnl. reeds baeysch lāken o. Wsch. heeft toen ook *baye wel bestaan. Evenals mnd. baie “baai”, eng. bay, baize (ospr. mv.) uit ofr. baie (fr. boie). Of dit van bai (< lat. badius) “bruinrood” komt, is onzeker. Jongere ontll. (uit het Ndl. Ndd. Fr.) zijn hd. boi m., de. bai, zw. boj. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentbaai 3 v. (stof), Mnl. baey, gelijk Eng. baize (eigenlijk bay-s) en Hgd. boi, uit Ofra. baie, wellicht hetzelfde woord als baai 2 om de kleur. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtbaoj wollen stof; Nuinederlands baey <1588> < Frans baie. F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek: de herkomst van de woordenschat van Antwerpen, Brussel, Noord-Brabant en Vlaams-Brabant, Zwollebaai, zn.: wollen stof. Bijv. nen hemdrok van roon baai. Ook Waaslands voor ‘lijfrok, borstrok (voor vrouwen)’, Wvl. ‘trui’. Vnnl. baey ‘grove, ruw geweven lap’ (Kiliaan). Naar de kleurnaam, Fr. baie ‘roodbruin’ < Mlat. bagius < Lat. badius ‘kastanjebruin’. Vandaar zo rood als baai en de paardennaam baai ‘roodbruin paard’ of baai ‘rode wijn’. G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenbosch2baai s.nw. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunsbaai I: “inham v. d. see”; Ndl. baai (ouer vorme baey/bay(e) e.a.) ontln. aan ’n Rom. taal, Fr. baie, It. baja, Port. en Sp. bahia wu. Eng. bay, terwyl Hd. bai wsk. uit Ndl. of Ned. baai III: “tekstielstof v. wol”; Ndl. baai (Mnl. reeds adj. baeysch), nes Eng. bay/baize uit Ofr. baie (Fr. boie); v. ook lepaai. Thematische woordenboeken
C.H.Ph. Meijer (1919), Woorden en uitdrukkingen verklaard door Dr. C. H. Ph. Meijer, AmsterdamBaai, grove op flanel gelijkende stof; nog niet in ’t mnl.; uit fra. baie, waarschijnl. zoo genoemd om haar oorspronk. bruinroode kleur, fra. bat, lat. badius, roodbruin. In Z.-Ned. voor borstrok van baai; verg. flanel (fl. onderkleedingstuk), katoentje (k. japon), zijden (z. hoed, hooge hoed) enz. T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendBaai (wollen stof) van ’t Fr. bai en dit van ’t Lat. badius = kastanjebruin, daar de stof gewoonlijk roodbruin gekleurd was. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015baai ‘weefsel’ -> Engels † bay ‘grove wollen stof’ (uit Nederlands of Frans);? Duits dialect Boi ‘dik flanel’; Deens baj ‘weefsel’ (uit Nederlands of Nederduits); Noors boi (bai, boy) ‘soort grove, losgeweven, wollen stof’ (uit Nederlands of Nederduits); Pools baja, bajka ‘wollen stof; ruige wollen jas’; Russisch bájka ‘wollen stof; ruige wollen jas’; Oekraïens bájka ‘wollen stof; ruige wollen jas’ <via Russisch>; Wit-Russisch bájka ‘wollen stof, ruige wollen jas’ <via Russisch>; Lets baika ‘zachte, losgeweven, wollen stof’ <via Pools>; Litouws bajus ‘soort grove, losgeweven, wollen of katoenen stof’ <via Pools>; Indonesisch baai ‘weefsel’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdambaai weefsel 1619 [WNT] <Frans Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |