Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
amandel - (vrucht van de Prunus amygdalus; tonsil)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamamandel zn. ‘vrucht van de Prunus amygdalus; tonsil’ EWN: amandel zn. ‘vrucht van de Prunus amygdalus; tonsil’; de betekenis 'tonsillen' (1642) P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenamandel [steenvrucht met eetbare pit] {1251} < vulgair latijn amandula < latijn amygdalum < grieks amugdalon [idem] < hebreeuws megedh ʼēl [vrucht van God]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenamandel znw. v., mnl. amandel, amander, waarnaast ook mandel (met wegval van a voor de klemtoon (evenals in ajuin), vgl. os. ohd. mandala, ne. almond, on. alamandr < lat. amandala uit een ouder amygdala = gr. amugdalē͂. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagamandel znw., mnl. amandel, amander, -dre v., ook mandel v., een vorm, die nog bestaat als mandel, mangel (met ng ook wvla. amangelen) en ook in den Teuth. voorkomt. Voor ’t wegvallen van den vóórtonigen klinker vgl. bij ajuin. Ndl. (a)mandel, ohd. os. mandala v. (nhd. mandel), eng. almond, on. alamandr m. zijn (gedeeltelijk indirect) ontleend uit lat. amandula, een vervorming van amygdala (gr. amugdálē “amandel”, waarop ags. magdala-trȇo o. “amandelboom” teruggaat. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentamandel v. en m., Mnl. amandel, amander, uit Ofra. amandele, amandre (Nfra. amande), hetwelk gelijk de andere Rom. vormen uit Mlat. amandola, van klass. Lat. amygdala, Gr amugdálē: oorspr. onbek. Het Sp. heeft almondra, alsof het Ar. lidw. er in stak; van daar Eng. almond, en, met weglating van dit zoogezegde lidw. al, It. mandola, Ohd. mandala, Mhd. en Nhd. mandel. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2007), Zeeuws etymologisch woordenboek: de herkomst van de Zeeuwse woorden, Amsterdamramandel, remandel, ramangel, remangel zn. m.: amandel. Wellicht door metathesis uit armandel, met n-epenthesis uit amandel. De vormen op -mangel, met intervocalisch ng < nd, een normaal verschijnsel in de kustdialecten. G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschamandel s.nw. mangel s.nw. J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, Muiderbergaman’del (de, -s), 1. syn. van amandelboom*: z.a. De amandel, de tamarindebomen, het glimmende grachtwater, de schaafijsman* met zijn rood-groen karretje, ze schoten aan me voorbij (Roemer 1982: 180). - 2. vrucht van de amandelboom*. Dicht bij het huis van Ronald is een amandelboom. Ronald staat er bij. Hij ziet een rijpe amandel (A. de Vries 1957 (6): 33). - Etym.: (2) Er is gelijkenis met AN a., d.i. de vrucht van AN amandelboom, een gekweekte vruchtboom uit de Oude Wereld (Prunus amygdalus, Roosfamilie*). - Zie ook: bosamandel*. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunsamandel: – amalling/amangel (dial. en plat), blb. net i.v.m. “vrug” en i.v.m. “klier” die doeb. mangel gebr.; Ndl. ondersk. nie en gebr. amandel/mandel/mangel/(WVl.) amangel almal, nes Hd. mandel, vir “vrug” en “klier”. Eng. het almond (vir “vrug”) wsk. via ouer Fr. amande/almande (met l misk. aan Arab. al- toe te skrywe). Al hierdie vorme hou verb. met Lat. amandula (uit amygdala) uit Gr. amugdalê (vgl. amugdalos, “amandelboom”). mangel I: keelklier, Afr. ondersk. gew. mangel, “klier”, en amandel, “neutvrug”, terwyl Ndl./Hd. mandel (redukv. v. amandel) en Ndl. amandel/amangel (WVl.)/mangel sowel op “klier” as op “vrug” toeg. word, soos Eng. almond (wsk. via Fr. ouer vorme a(l)mande waarin l misk. aan Arab. al- toe te skryf is), uit Lat. amandula (uit amygdala) uit Gr. amugdalê; v. ook amandel. Thematische woordenboeken
J. van de Kamp en J. van der Wijk (2006), Koosjer Nederlands: Joodse woorden in de Nederlandse taal, Amsterdam; inclusief ongepubliceerde aanvullingen door de auteursmangel (mv.: -en): amandel; pinda; mangelpas: amandelspijs; mangelesjtampers: grote voeten. Vgl. driepit, sausje, Tsip-Tsop | Hollands/Westvlaamse populaire vorm amangel van (a)mandel < Lat. < Gr. amugdale < Hebr. meged el: vrucht van God. — Mangel-affaires, bij de vleet. Zelfs voor de Tip-top staat “hier mangelt men”. Tel de kesousies maar. (M. DE HOND, 1926) N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekamandel (Latijn amandula)
Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015amandel ‘steenvrucht met eetbare pit’ -> Indonesisch amandel ‘steenvrucht met eetbare pit’; Jakartaans-Maleis amandel ‘steenvrucht met eetbare pit’; Creools-Portugees (Ceylon) amandel ‘steenvrucht met eetbare pit’; Japans amendō ‘steenvrucht met eetbare pit’; Papiaments amandel ‘steenvrucht met eetbare pit’; Sranantongo amandra ‘steenvrucht met eetbare pit’; Karaïbisch mantala ‘steenvrucht met eetbare pit’; Surinaams-Javaans mandrah ‘steenvrucht met eetbare pit’ <via Sranantongo>. amandel ‘amandelvormige klier in de neus-keelholte’ -> Indonesisch amandel ‘amandelvormige klier in de neus-keelholte’; Jakartaans-Maleis amandel ‘amandelvormige klier in de neus-keelholte; neuspoliepen’; Japans hentōsen ‘amandelvormige klier in de neus-keelholte, lett. platte-perzik (= amandel) klier’; Chinees biantaoxian ‘amandelvormige klier in de neus-keelholte’ <via Japans>; Papiaments amandel ‘amandelvormige klier in de neus-keelholte’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamamandel steenvrucht met eetbare pit 1251 [Claes Tw. 9] <Latijn Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |