Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
woestijn - (barre landstreek)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamwoestijn zn. ‘barre landstreek’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenwoestijn* [barre landstreek] {oudnederlands wuostin(n)a 901-1000, middelnederlands woestine} oudsaksisch wōstin(nia), oudhoogduits wuostinna, oudfries wōstene, wēstene, oudengels wēsten; van woest. P.H. Schröder (1980), Van Aalmoes tot Zwijntjesjager, Baarnvasten De eigenlijke betekenis van het werkwoord vasten is: zich in acht nemen en ook: vasthouden. Waarschijnlijk is het woord evenals het woord kerk uit het Gotisch in het West-Germaans overgenomen. In het Middelnederlands luidde het vastine met het accent op de eerste lettergreep, in tegenstelling tot een woord als woestine dat het accent op de i had en daardoor nu woestijn luidt. Een merkwaardige samenstelling is vastenavond, dat vaak vastelavond wordt uitgesproken. Hetzelfde ziet men in woorden als schrikkeljaar, werkeldag en in vroeger tijd: drinkelbier, schorteldoek en nog andere. De verklaring is dat de verbindingsklinker e die gevaar liep te verdwijnen, als reactie juist werd verzwaard tot – el. Vastenavond is de dag vóór Aswoensdag, de dag voor de vasten beginnen, de dag van dolle pret. Het gebruik van het woord avond wijst op de oude Germaanse gewoonte de dag te beginnen met de zonsondergang van de vorige dag. Vandaar dat de dag die wij zaterdag noemen, in Duitsland veelal Sonnabend wordt genoemd. En het Engelse Christmas Eve is niet alleen de avond, maar de gehele dag voor Kerstmis. Het werkwoord vasten: zich onthouden van het gebruik van spijs of drank in het bijzonder ter nakoming van kerkelijke gebruiken, hangt samen met het bijvoeglijk naamwoord vast en betekent eigenlijk: vasthouden aan bepalingen en dan speciaal aan onthoudingsbepalingen. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenwoestijn znw. v., mnl. woestine staat met verplaatst accent naast onfrank. wuostin(n)a, os. wōstinnia, wōstin, ohd. wuostinna, ofri. wōstene, wēstene v., oe. wēsten o. (v. m.) gevormd met het suffix -innjō, -unnjō van woest (zie ook: vasten). J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentwoestijn v., Mnl. woestine, Onfra. wuostinna, Os. wôstinnia + Ohd. wuostinna, Ags. wésten, Ofri. wôstene: het suffix is hetz. als en in ijzeren, dat niet dof geworden is en daarom den klemtoon op zich getrokken heeft. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschwoestyn s.nw. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekroepende (een -- in de woestijn) (vert. van Latijn (vox) clamantis in deserto)
K. van Dalen-Oskam & M. Mooijaart (2005), Nieuw bijbels lexicon: woorden en uitdrukkingen uit de bijbel in het Nederlands van nu, uitgebreid met De Nieuwe Bijbelvertaling, AmsterdamIemand de woestijn in sturen of jagen, iemand als zondebok wegsturen; iemand ontslaan. In het bijbelboek Leviticus wordt beschreven welke rituelen er moeten plaatsvinden op Grote Verzoendag (zie Verzoendag). Aäron neemt dan twee bokken en laat het lot bepalen welke bok voor God zal zijn en welke voor Azazel, de woestijndemon. 'De bok die door het lot voor de HEER bestemd is, moet hij als reinigingsoffer opdragen; de bok die door het lot bestemd is voor Azazel moet levend voor de HEER blijven staan om verzoening mee te bewerken, en daarna de woestijn in worden gestuurd, naar Azazel' (Leviticus 16:9-10, NBV). De betekenis 'iemand ontslaan' is uit die van 'iemand als zondebok wegsturen' afgeleid. Zie ook Zondebok. Leuvense Bijbel (1548), Leviticus 16:10. Ende wiens lot valt opden wtgheschicten bock, dien sal hy leuende voor den Heere stellen dat hi op hem mach ghebeden storten, ende dat hy dien dan wtsende in die woestijne. T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendWoest, van een vermoedelijk Oudgerm. wastu = ledig, onbebouwd, woest. Verdere afl. is niet na te gaan. Afl. is woestijn, Mnl. woestine, met hetzelfde achtervoegsel als ’t oude ijn in eyghijn = (lijf)eigen; selverijn = zilveren, enz.; hiernaast bestond de Romaansche uitgang ie: woestenie, thans woestenij. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015woestijn ‘barre landstreek’ -> Negerhollands woestyne, wusteine ‘barre landstreek, wildernis’; Papiaments wustein ‘barre landstreek’; Sranantongo wustèin ‘barre landstreek’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamwoestijn* barre landstreek 0901-1000 [WPs] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen2172. Een stem des roependen in de woestijn,wordt gezegd van iemand die tevergeefs iets verkondigt, naar wien men niet luistert. Ontleend aan de geschiedenis van Johannes den Dooper (Jes. XL, vs. 3; Matth. III, 3), wiens prediking evenwel niet te vergeefs was. Wij geven aan de woestijn de beteekenis van ‘een ijle ruimte, waarin geen levend wezen zich ophoudt en alwaar dus de stem weerklinkt maar zonder door iemand gehoord te worden’ (Zeeman, bl. 449 Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |