Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
werpen - (gooien; (jongen) ter wereld brengen)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamwerpen ww. ‘gooien; (jongen) ter wereld brengen’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenwerpen* [gooien] {oudnederlands werpan 901-1000, middelnederlands werpen} oudsaksisch werpan, oudhoogduits werfan, oudfries werpa, oudengels weorpan, oudnoors verpa, gotisch wairpan; eventuele i.-e. verbindingen zijn onzeker. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenwerpen ww., mnl. werpen, onfrank. os. werpan, ohd. werfan (nhd. werfen), ofri. werpa, oe. weorpan, on. verpa, got. wairpan. — Idg. wt. *u̯erb, *u̯erbh ‘draaien, buigen’ (IEW 1153), waarvoor zie: werf 2. De oude bet. schijnt nog door in on. ‘een weefsel opspannen’ en vgl. aldri orpinn ‘door ouderdom gekromd’, ne. warp ‘krimpen, krom trekken’. Wat de bet. van werpen aangaat, zal men van een concrete situatie moeten uitgaan. Uitgaande van het begripsveld van ‘vlechten’, komt men tot het maken van de huiswand; deze moet echter met leem besmeerd worden en daartoe wordt de leempap met kracht tegen het vlechtwerk geworpen om daarna glad er tegen aan te worden gestreken (vgl. ook smijten). Uit deze handelwijze heeft dus werpen als nieuwe bet. die van ‘gooien’ gekregen. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagwerpen ww., mnl. werpen. = onfr. wërpan, ohd. wërfan (nhd. werfen), os. wërpan, ofri. wërpa, ags. weorpan, on. vërpa, got. waírpan “werpen”. Er is geen reden om de on. bet. “(een weefsel) opspannen” of “buigen” (aldri orpinn “door ouderdom gebogen”; vgl. on. vërpast, eng. to warp “krimpen, krom trekken”) voor ouder dan “werpen” te houden, en ook de op dit vermoeden gegronde combinatie met russ. wérba “wilg” (alg.-slav.; obg. de afl. vrŭbĭje), lit. vir̃bas “twijg”, lat. verbêna “loof en takjes van laurier e.dgl.”, gr. rábdos “roede, stok”, rémbō “ik draai rond”, hoogerop met lit. verpiù, ver̃pti “spinnen” is onwsch. Lat. verbera “slagen” is òf met verbêna òf met werpen verwant. Hoogerop vgl. event, werf (werf I sub 1) en obg. vrügą, vrěšti “werpen” (idg. wer-b-: wer-p-: wer-g-); ’t laatste heeft men ook wel direct met werpen verbonden, welks p dan door assimilatie aan den anlaut (vgl. wolf) uit idg. gu̯ ontstaan zou zijn (minder wsch.). Gr. rīptō “ik werp” is bezwaarlijk met werpen verwant. Zie wreken. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentwerpen o.w., Mnl. id., Onfra., Os. werpan + Ohd. werfan (Mhd. werfen, Nhd. id.), Ags. weorpan (Eng. to warp), Ofri. werpa, On. verpa (Zw. värpa, De. verpe), Go. wairpan: Germ. wrt. werp + Lat. verbera = slagen, Osl. vrĕšti: Idg. werb en wrt. werɡ. Uit het Germ. komt Fr. déguerpir. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek: de herkomst van de woordenschat van Antwerpen, Brussel, Noord-Brabant en Vlaams-Brabant, Zwolleworsen, ww.: gooien. Var. van worten. wurten, worten, woerten, ww.: werpen, gooien. Wellicht nieuw gevormde infinitief uit wurt < wurpt, gebiedende wijs van wurpen ‘werpen’; vgl. Wvl. horten ‘luisteren, gehoorzamen’ uit hort < horkt, gebiedende wijs van horken. G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschwerp ww. (enigsins verhewe) S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunswerp: 1. gooi; 2. kleintjies kry (by baie sprekers slegs as kleintjies doodgebore is, anders bv. ww. kalf, lam, vul, maar wel ’n werpsel v. lewendige kleintjies, veral v. hondjies, katjies, varkies); Ndl. werpen (Mnl. werpen), Hd. werfen, Oeng. weorpan, Got. wairpan, vgl. Eng. warp, “krimp; krom trek”, hou misk. verb. m. Gr. (h)rabdos, “roede, stok”, en (h)rembomai, “ronddraai”. Thematische woordenboeken
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendWerpen, van den Germ. wt. werp, Idg. werg = neerwerpen. De grondbeteekenis is dus dezelfde gebleven.. W. de Vreese (1899), Gallicismen in het Zuidnederlandsch, Gentwerpen. - Op de aangehaalde plaats is het gebruik van werpen als een gallicisme aan te merken, daar men in het Nederlandsch niet zegt eene brug werpen -, maar eene brug leggen, slaan, spannen over eene rivier. In het Fransch zegt men jeter un pont. || Reusachtige, lang nadreunende ijzeren bruggen, hoog boven de watervlakte van breede rivieren geworpen, BUYSSE, Mea Culpa 153. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015werpen ‘gooien; jongen baren bij zoogdieren’ -> Deens varpe ‘gooien; een schip met behulp van een aan een touw bevestigd, uitgeworpen anker voorttrekken’ (uit Nederlands of Nederduits); Frans déguerpir ‘zich uit de voeten maken, afstand doen van’ Frankisch; Russisch verpovát' ‘een schip met behulp van een aan een touw bevestigd, uitgeworpen anker voorttrekken’; Papiaments † werp ‘gooien; jongen baren bij zoogdieren’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamwerpen* gooien 0901-1000 [WPs] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen1584. Met de muts naar iets gooien (werpen of smijten).In de 17de en 18de eeuw beteekende dit: er niet naar kunnen talen, ergens niet aan behoeven te denken; het kwijt zijn; zie V. Moerk. 225; Schijnh. 430; Van Effen VI, 168; Tuinman I, 250. Tegenwoordig beteekent deze zegsw. iets trachten te verkrijgen of er een slag naar slaan; er naar gissen; zie Harreb. II, 110; Nw. School VIII, 296; Handelsblad, 22 Mei 1915 (ochtendbl.) p. 5 k. 1: Vandaar een voortdurend conflict tusschen importeurs en den fiscus. Men gooit er met de muts naar. Zoo werd een onechte oudheid door den fiscus verbazend hoog getaxeerd; Molema, 386 b; d'r is gein smieten mit de muts na, er is geen bijkomen aan, 't is ver boven of buiten mijn bereik, ik kan er niet naar talen; evenzoo bij Gunnink, 209; fri. dêr is gjin smiten mei de mûtse nei, daarover weet ik mijn groote verwondering niet uit te drukken; ook: daar is niet tegen te bolwerken; oostfri. d'r is gên schmîten mit de mütse na, 't is niet te bekomen; syn. van er is geen gooien naar (o.a. C. Wildsch. II, 144); in het fri.: hy docht er mar in smeet mei de mûtse nei, hij raadt er maar in den blinde op los, zonder iets van de zaak te weten. In den zin van ‘een gooi naar iets doen’ (vgl. no. 714) hoort men ook wel: ‘met zijn petje ergens naar gooien’, 2244. De teerling is geworpen,d.i. het lot is beslist, het besluit is genomen en men kan niet meer terug. De zegswijze is eene vertaling van het lat. alea jacta est, dat weder eene navolging is van het gr. ανερριφθω κυβος 2449. Iemand iets voor de voeten werpen (of gooien),d.i. iemand iets verwijten, van iets beschuldigen; eig. hem iets voorleggen (mnl. enen iet te voren leggen), waaraan men hem schuldig houdt; lat. objicere alicui aliquid. In de 17de en 18de eeuw iemand iets voor den neus smijten of iemand iets voor de scheenen werpen, smijten; zie voor deze laatste zegswijze Winschooten, 265; Pers, 505 a; Vondel, Palamedes, vs. 35; Gysb. Japicx, I, 74; Sewel, 698; enz. naast een voorwerp, eene beschuldiging (Pers, 503 b); vgl. hd. Vorwurf; einem etwas vorwerfen; eng. to cast s. th. in a p.'s teeth. Syn. iemand iets voor 't hoofd gooien. Overige werken
Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.u̯er-3: B. u̯er-b- und u̯er-bh- ‘drehen, biegen’
Gr. ῥάμνος ‘eine Art Dornstrauch, Rhamnus paliurus L.’ (*ῥαβ-νος, *u̯r̥b-nos), ῥάβδος ‘Rute, Gerte, Stab’, äol. Glosse ῥυβόν “ἐπικαμπές”; WP. I 275 f., WH. II 756. Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |