Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
voelen - (gewaarworden; tasten)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdamvoelen ww. ‘gewaarworden; tasten’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenvoelen* [gewaarworden] {1350} oudsaksisch gifolian, oudhoogduits fuolen, oudfries fela, oudengels felan; buiten het germ. vermoedelijk te verbinden met latijn palpare [strelen] (vgl. palpabel). J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenvoelen ww., mnl. voelen, os. gifōlian, ohd. fuolen (nhd. fühlen), ofri. fēla, oe. fēlan (ne. feel) ‘tasten, voelen, bemerken’. De etymologie is onzeker. Fick KZ 19, 1870, 263 heeft hiermee verbonden on. falma ‘tasten, rondtasten’ en ‘verbijsterd zijn van schrik’, vgl. felmsfullr ‘verschrikt’, got. usfilma ‘verschrikt’, oe. ealfelo ‘verschrikkelijk’. Daarmee verbindt IEW 801 lat. palpor ‘strelen’ en gr. pelemízo ‘zwaaien’, pólemos ‘slag, oorlog’ van de idg. wt. *pel, waarvoor zie: veel. — Kretschmer KZ 31, 1892, 398 wil uitgaan van ‘beweging met de hand’ en verbindt daarom met os. folm m., ohd. folma v., oe. folm m. folma v. ‘vlakke hand’, vgl. lat. palma, gr. palámē ‘vlakke hand’, oiers lām ‘hand’ en vooral gr. palmós ‘trillen (van een lichaamsdeel)’, zie voor verdere aanknopingen W. Wüst, Suomal. Tiedeakat. Toimituksia 93, 1, 1956, 73. gewoonlijk bij de groep van veld. — IEW 841 denkt twijfelend aan osl. palǐcŭ ‘duim’, lat. pollex ‘duim, grote teen’, uitgaand van een bet. ‘met de duim betasten’ (waarmee men niet pleegt te betasten!), woorden die behoren bij lat. polleō ‘sterk zijn’, van een idg. st. *polo ‘gezwollen, dik, groot’. Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.polo- : pōlo- ‘geschwollen, dick, groß’
Lat. polleō, -ēre ‘bin stark, vermöge’, Denomin. eines *pollos aus *pol-no-; dazu pollex, -icis m. ‘Daumen, große Zehe’; urslav. palъ in russ. bez-palъij ‘fingerlos’; aruss.-ksl. palъcъ ‘Daumen’ (*poliko-), usw. ; vielleicht dazu als ‘mit dem Daumen betasten’ npers. pālidan ‘suchen, spüren’, bulg. pálam ‘suche’, ahd. fuolen, nhd. fühlen, ags. fǣlan, engl. feel, (*fōljan), aisl. felma ‘tappen, tasten’, ablaut. falma ds. WP. II 7, 102, WH II 332 f., Vasmer 2, 305. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagvoelen ww., mnl. voelen. = ohd. fuolen (nhd. fühlen), os. gi-fôlian, ofri. fêla, ags. fêlan (eng. to feel) “tasten, voelen, bemerken”. Hierbij on. falma “in de rondte tasten, verbijsterd zijn van schrik”; deze laatste bet. maakt de combinatie met got. us-filma “verschrikt”, on. fëlms-fullr “id.” aannemelijk. Van de idg. basis (s)p(h)ē̆l, (s)p(h)ā̆l-, waarvan ook lat. palpo “ik aai”, gr. psēlapháō “ik betast, streel, onderzoek”, oi. â-sphâlayati “hij doet botsen, stoot” worden afgeleid, ook wel ksl. palǐcǐ “duim”. Het grondidee der basis was wellicht dat van een heen-en-weer-gaande beweging: dan laten zich de genoemde woorden zonder bezwaar combineren en verder kunnen gr. pállō “ik zwaai”, pelemízō “id.”, ksl. plachǔ “waggelend”, (po)plachǔ “schrik” verwant zijn. Lat. pello “ik drijf” wordt ook anders goed verklaard. Ohd. folma v., os. folm m., ags. folm v. “(vlakke) hand”, ier. lâm “hand”, lat. palma, gr. palámē “vlakke hand”, oi. pâṇí- “hand”, av. pərənâ- “holle hand” hooren eer bij de basis pelâ- “(zich) uitstrekken” (zie vlade). Zie nog vijfwouter. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagvoelen (slot). “Ags. folm v.”, lees: “ags. folm m., folme v.” J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentvoelen o.w., Mnl. id., Os. fôlian + Ohd. fuolen (Mhd. vüelen, Nhd. fühlen), Ags. félan (Eng. to feel), Ofri. féla: Germ. wrt. fal + Skr. ā-sphālayati = hij stoot, Gr. psēlapháein, Lat. palpare = betasten: Idg. wrt. pal en wrt. sphal. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtveule (ww.) voelen; Middelnederlands voelen <1300-1325>. Thematische woordenboeken
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendVoelen, van den Germ. wt. fol, fal, Idg. pal = met de hand betasten. Vgl. Os. folm = hand; Lat. palma. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015voelen ‘via tastzin gewaarworden’ -> Deens føle (sig) ‘via tastzin gewaarworden; zich heel wat voelen’ (uit Nederlands of Nederduits); Noors føle ‘via tastzin gewaarworden’ (uit Nederlands of Nederduits); Negerhollands voel, ful ‘via tastzin gewaarworden’; Berbice-Nederlands fulu ‘via tastzin gewaarworden’; Papiaments fulá ‘via tastzin gewaarworden’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamvoelen* via tastzin gewaarworden 1350 [MNW] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen960. Die niet hooren wil, moet voelen,die niet naar vermaningen wil luisteren, moet maar op onaangename wijze de gevolgen dragen van zijn onwil; ook gezegd tot een kind dat men door lichamelijke straf tot rede brengt. Vgl. C. Wildsch IV, 307: Keetje wilde nooit naar haar luisteren, en die niet hooren wil, moet ondervinden; Harreb. III, 32: Die niet hooren wil, moet voelen; Antw. Idiot. 1410: Die nie hooren wilt, moet vulen; evenzoo Waasch Idiot. 296; hd. wer nicht hören will, muss fühlen (Wander II, 779). 1854. Iemand (aan) den pols voelen.Eig. gezegd van den dokter, die een zieke den pols voelt, om te weten of hij koorts heeft of zwak is. Bij overdracht wordt dit gezegd, wanneer men iemands kennis of zijne gezindheid of voornemen wil te weten komen door hem uit te vragen, waarvoor ook iemand polsen (Westvl. puls(t)en van puls(t), pols, uithooren, ondertasten, Gron. puntjen) gebruikt wordt. Zie Halma, 512: Yemand de pols voelen of tasten, iemand uitvraagen of uithooren, sonder quelqu'un, l'examiner; polssen, onderzoeken, ondertasten, sonder, examiner; Waasch Idiot. 530 b; De Telegraaf, 18 Dec. 1914 (avondbl.), p. 1 k. 5: Maar daar onze verdediging in orde is, kan het ons niet interesseeren of de Duitschers ons aan den pols zullen voelen of niet. Bij Tuinman I, 314 en II, 98: ymand den pols tasten, dat ook voorkomt in Hooft's Brieven, 196; Huygens, Korenbl. II, 100; Pers, 161 b; 615 a naast iemands de pols ondertasten (Pers, 630 b); Afrik. iemand se pols voel of voel hoe iemand se pols klop of iemand pols. Het is ook mogelijk, dat we voor de verklaring van polsen moeten uitgaan van de beteekenis peilen, de hoogte van het water meten met een polsstok 2235. Iemand aan den tand voelen,d.w.z. iemands kennis of gevoelen onderzoeken; hem aan een streng onderzoek onderwerpen; iets trachten uit te vorschen. Deze spreekwijze is ontleend aan het keuren van paarden, waarbij men naar de kroon of afwrijvingsvlakte van de tanden den ouderdom bepaalt (vgl. no. 1753). Omstreeks het zevende jaar, wanneer de paarden aftandsch worden, verdwijnt bij hen een holte, de boon, in die vlakte, zoodat men mede hieraan hun ouderdom kan kennen. Zie Berkhey, Nat. Hist. IV1, 103; Ndl. Wdb. III, 440; Harreb. II, 324 a; Nw. School, VIII, 257: We zullen het jongemens wel 'es even aan de tand voelen; Propria Cures XXVI, 154: Toen trok hij naar professor de Gelder, die hem aan den tand moest voelen over zijn kennis van mathesis en algebra; Prikk. V. 19; Handelsblad, 22 April 1914 (avondbl.) p. 1 k. 1: Niet altijd werden collega-politiebeambten zoo aan den tand gevoeld; Het Volk, 5 Nov. 1913 p. 1 k. 4: De heer Rutgers kon niet nalaten de gelegenheid te benutten om den minister aan den tand te voelen betreffende zijn plannen met de Invaliditeitswet; Barb. 63: De familie is terug van het kerkhof en papt lekker aan in de achterkamer als Prosper Pollie aan de tand voelt; Handelsblad, 7 Juli 1915 (ochtendbl.) p. 3 k. 1: Jacques Mesnil, die in de Mercure Bode heeft aan den tand gevoeld over de pretenties der Duitsche uitvinding: kunstwetenschap; Afrik. iemand de tande voel; vgl. het hd. einem auf den Zahn fühlen, iemand polsen; de. at foele En paa Taenderne. In Zuid-Nederland onbekend. In het Negerhollandsch der Deensche Antillen: Ju suk Tant na mie Mont, je wilt me aan den tand voelen (Hesseling, bl. 139). Syn. iemand op de graad voelen (in Sjof. 154). Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |