Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
vaar - (bout met schroefdraad)Etymologische (standaard)werken
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenvaar1* [bout met schroefdraad, passend in moer met inwendige schroefdraad] {1736} samengetrokken uit vader, vgl. moer2. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenvaar 1 znw., samentrekking van vader. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentvaar 2 v. (schroef), samengetr. uit vader: vergel. moer 3 en Fr. vis mâle en vis femelle. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamvaar* bout met schroefdraad, passend in moer met inwendige schroefdraad 1736 [WNT] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |