![]() Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
uitschot - (het minder goede, onbruikbare; (verouderd) voor een bepaald doel uitgekozen groep mensen)Thematische woordenboeken
M. De Coster (2007), Groot scheldwoordenboek: van apenkont tot zweefteef, Antwerpenuitschot: slecht, gemeen volk. Eigenlijk: ‘afval, bocht, hetgeen onbruikbaar en overtollig overblijft (na bewerking)’. Syn.: tuig* van de richel; vee* van Laban. ‘De schooiers – ’t uitschot…’, raasde Koert. (Herman Heijermans, Vuurvlindertje, 1925) Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015uitschot ‘het minder goede, onbruikbare; (verouderd) voor een bepaald doel uitgekozen groep mensen’ -> Schots † outschot ‘(met betrekking tot dierenhuiden) afgekeurd, van inferieure kwaliteit’; Zweeds utskott ‘afgekeurde waar; commissie, werkgroep’ (uit Nederlands of Nederduits). Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |