Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
uithangen - (naar buiten hangen)Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschuithang ww. Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen1113. Het (hij, zij) hangt me de keel (of den hals) uit,d.w.z. ik heb er meer dan genoeg van; gezegd van iets, dat begint te vervelen, te walgen; zie o.a. Harreb. I, 390; P.K. 111; Kmz. 188; Falkl. 4, 122; Nest, 85; 103; Nkr. III, 3 Oct. p. 4; V, 6 Mei p. 4; VII, 18 Oct. p. 5; Nw. School V, 42: En wij allen hebben onze dagen dat ons werk ons, om het gewoon te zeggen, zes el de keel uithangt; A. Jodenh. II, 10; 43; III, 5: Om je de waarheid te zegge: 't komt mijn allang me keel uit; bl. 24: Houd u nou maar u mond, u komt me de keel uit met uw geklaag, enz. Syn. is er den buik vol van hebben (sedert 17de eeuw; Ndl. Wdb. II, 1740) of er de maag vol van hebben (in Nkr. VI, 11 Mei p. 4); vgl. hd. es steht, wächst, hängt mir zum Halse heraus; jem. dick haben (vgl. Van de Water, 69: dik van iets zijn); fr. dégorger; je l'ai dans le cul; il me sortit par le cul; j'en ai mon sac; j'en ai soupé; eng. my gorge rises at it (or against him); to have up to one's throat; in Zuid-Nederland het hangt mij uit de neuse en avoir au dessus du gosier (De Bo, 738) of het steekt tot in mijn keel (Joos, 116); ik zou het langs de keel uitgeven of het hangt mij de keel uit (Antw. Idiot. 631); Teirl. 201: dat hangt mijn botten uit, dat bevalt mij niet. In Twente: het hangt mi 'n hals oet; fri. de hals uthingje. 1978. Daar hangt de schaar uit,d.w.z. het is daar duur, men wordt daar gesneden. Inderdaad hing bij kleermakers een schaaf uit, dikwijls verguld Mijn gelt quijt! mijn gelt, pots wongder!Tuinman I, 73: De scheer hangt daar uit: ‘Dit zegt men van eene herberg, daar de waard wel kan rekenen, en dus zijne gasten, gelijk de schaapen, scheeren van hunne wol, dat is, den buidel van zyn vulsel’. Vgl. Sewel, 695: Daar hangt de schaer uit, daar wordt men lustig gesneden, that's a cut-throat place; Halma, 561: Men scheert duivelsch of lustig in die herberge, on écorche diantrement les gens dans cette auberge; II, 836: on est logé ici à l'étrille, men ligt hier in de roskam (wij zeggen in de schaar) thuis, dat is, in eene zeer duure herberg; Harreb. II, 240; Antw. Idiot. 2012: daar hangt de scheer uit, op eenen winkel waar men de klanten scheert, d.i. te veel doet betalen; Rutten, 199: scheer, gierig wijf: de scheer hangt daar uit, daar verkoopt men duur; het fri.: hy het my yn 'e skjirre hawn, hij heeft mij tusschen de schaar gehad, grof laten betalen. Zie no. 32. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |