Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
taptoe - (signaal om naar de kwartieren te gaan; militair concert)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamtaptoe zn. ‘signaal om naar de kwartieren te gaan; militair concert’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpentaptoe* [signaal om naar kwartieren te gaan] {1639} lett. ‘het afsluiten van de tap van het vat met drank’, een signaal dat 's avonds werd gegeven om niet meer voor de militairen te tappen. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidentaptoe znw. m., eerst nnl., ook nnd., is een samenstelling tap toe ‘de tap dicht’, vgl. in de 17de eeuw hier de tap van toe ‘hiervan genoeg’ en oostfri. ’t is tap tō ‘het is met drinken gedaan’. Overgenomen in nnoorw. nde. nzw. tapto (waarsch. uit het nnd.) en > ne. tattoo (in 1640 nog tap-too) en russ. táptu (sedert 1720, waaruit een nom. taptá, vgl. R. v. d. Meulen, Verh. AW Amsterdam 66, 2, 1959, 99). — Het woord zal wel uit het nnd. stammen, want het was Wallenstein, die om het drinken van zijn soldaten tegen te gaan, elke avond een signaal liet blazen, dat er niet meer getapt mocht worden. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagtaptoe znw., nog niet bij Kil. Ook ndd. Uit tap + toe = “(doe) den tap dicht”. Vgl. oostfri. ’t is tap tô “het is met drinken gedaan, ’t is afgeloopen”. Uit ’t Ndl.-Ndd. is taptoe ontleend in ’t Skandin., Eng. (tattoo) en Russ., waar bij táptu, als accus. gevoeld, een nomin. taptá werd gevormd. Vgl. ook nhd. zapfen-streich m. “taptoe”. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagtaptoe znw., in de tegenw. bet. reeds 1688. Vroeger in de 17e eeuw al hier de tap van toe ‘hiervan genoeg’. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Genttaptoe v., vergel. Ndd. tappenslag, Zw. tappenigen, Hgd. zapfenstreich. De bet. is wel doet den tap toe (zoo ook slag op den tap om hem toe te doen), namelijk in de herbergen, als men moet ophouden drank te bestellen. Uit het Ndl. komt De., Zw. tapto, Eng. tattoo. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschtaptoe s.nw. Thematische woordenboeken
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendTaptoe (letterlijk: „doe den tap toe”) was ’s avonds het uur, waarop de tap van ’t wijnvat moest toegedaan worden, m.a.w.: waarop de herberg sluiten moest. Dit oogenblik viel samen met, of werd geregeld naar het militair avondsignaal, waarop de soldaten de herbergen moesten verlaten; zoo kreeg dit signaal óók den naam van (militair) taptoe. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015taptoe ‘signaal om naar kwartieren te gaan; internationale militaire muziekuitvoering en parade’ -> Engels tattoo ‘signaal om naar kwartieren te gaan; tromgeroffel’; Deens tapto ‘signaal om naar kwartieren te gaan’ (uit Nederlands of Nederduits); Deens tattoo ‘signaal om naar kwartieren te gaan’ Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamtaptoe* signaal om naar kwartieren te gaan 1688 [WNT] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |