![]() Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
schutten - (sluizen)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdamschutten ww. ‘sluizen’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenschutten* [tegenhouden, sluizen] {scutten, scotten [tegenhouden, beschermen, sluizen] 1240} middelnederduits schutten, middelhoogduits schützen, oudengels scyttan [afsluiten]; van schot1 [afsluiting]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenschutten ww., mnl. scutten ‘in een besloten ruimte brengen, afscheiden, tegenhouden, belemmeren, schutten (in een schutsluis)ʼ, mnd. schutten ‘idʼ, mhd. nhd. schützen ‘bedijken, beschermenʼ, ofri. sketta ‘insluiten, stelpenʼ, oe. scyttan ‘grendelenʼ. — Het ww. is een afl. van schot ‘afsluitingʼ, vgl. ook oe. scyttel m. ‘bout, grendelʼ. — Zie verder: schieten. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagschutten ww., mnl. scutten “in een besloten ruimte brengen, afscheiden, tegenhouden, afweren, belemmeren, schutten (in een schutsluis)” = mnd. schutten “id.”, mhd. (nhd.) schützen “bedijken, beschermen” (waarbij mhd. schuz m. “bedijking, bescherming”, nhd. schutz), ofri. sketta “insluiten, stelpen”, ags. scyttan “grendelen, sluiten”, waarbij scyttel m. “bout, grendel”, scyttels m. “id.”. Evenals noorw. skota “grendel” bij schieten; voor de ontwikkeling der bet. “grendelen, door iets voorgeschovens (be)schutten” vgl. ags. belûcað ða æ̂renan gatu and tôforan on scêotað ða ŷsenan scyttelsas “zij sluiten de metalen poorten en schieten (schuiven) er de ijzeren bouten voor”. Het mnl. ww. scudden “beschermen”, bijna uitsluitend in be-scudden “bewaren, beschermen, beveiligen, beletten” = mnd. be-schudden, mhd. be-schüten “id.”, kan wegens zijn consonantisme niet met schutten verwant zijn, de bet. laat geen identificeering met schudden toe; ’t komt wsch. van de bij huid besproken basis voor “bedekken”. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentschutten o.w., Mnl. scutten + Mhd. schützen (Nhd. id.), Ags. scyttan (Eng. to shut): intens. van schieten (vergel. bukken, buigen); de bet. is: een beschot maken. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenbosch3skut ww. 5skut ww. Thematische woordenboeken
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendSchutten (beschutten) van den Germ. wt. skud = schudden. Door de schuddende beweging van ’t water worden allerlei stoffen meegevoerd en eindelijk op den oever neergelegd; hier vormen zij min of meer een dam, evenals de moraines bij de gletschers. (Denk ook aan onze rivierduinen.) Zulk een aangespoelde dam heette in het Mhd. Schutt, d.i. het aangeschudde, aangespoelde; ook het land door zulk een dam beschermd heette Schütt (bij ons „waard”), vgl. ’t eiland Groot- en Klein-Schütt in de Donau. Een oeverland schutten, beschutten, was dus eig. het land met een dam, dijk afsluiten en daardoor het land tegen overstrooming beveiligen, beschermen. Zoo kreeg schut bij ons de bet. van afwering, een sluisdeur, een scherm, en schutten of beschutten kreeg de meer algemeene bet. van beschermen, beveiligen. – In ’t Mnl. ook beschudden (dus de oorspr. vorm van schudden), vgl.: „(Dat gebood God hem), om te bescuddene sine doet” = om hem voor zijn dood te beschutten. – Schuts („in schuts van den heerbijl, krijgshaftig gezwaaid”) is een vertaling van ’t Hgd. Schutz; samenstellingen: schutsvrouw, schutsmuur, enz. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015schutten ‘tegenhouden’ -> Papiaments † schut ‘tegenhouden van vee’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamschutten* tegenhouden 1240 [Slicher 136] schutten* sluizen 1477-1485 [MNW] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |