Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
schilder - (verver)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdamschilder zn. ‘verver’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenschilder* [verver] {in de persoonsnaam Gilis de Scildere 1270} oorspronkelijk iemand die wapenschilden maakte en beschilderde, vandaar: verver, van middelnederlands schilden [schilderen], afgeleid van schilt; de schilden werden gedecoreerd. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenschilder znw. m., laat-mnl. scilder eig. ‘schildmaker’, dan ‘die de wapens schildert, decoratieschilder, schilder’, mnd. schilder, mhd. schiltœre met de zelfde betekenis-ontwikkeling en afgeleid van schild; zie ook: schilderen 1. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2007), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Supplement, Stellenbosch1skilder s.nw. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunsskilder I: s.nw. en ww., 1. vakman wat verfwerk doen, verwer; 2. kunstenaar wat skeppende kunswerk lewer; 3. (as ww.) die werk v. 1. en 2. beoefen; Ndl. schilder (Mnl. scilder, eint. “skildmaker” – skilders het vroeër dikw. wapens/skilde geskilder), hierby ww. Ndl. schilderen (Mnl. scilderen), Hd. (veral fig.) schildern. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015schilder ‘verver’ -> Negerhollands skilder ‘verver’; Papiaments † skilder ‘verver’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamschilder* verver 1270 [CG I1, 176] |