Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
schampschot - (rakelings schot)Etymologische (standaard)werken
J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenschampschot znw. o. ‘afglijdend schot’, zie ook: schimpscheut. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagschamp (houw van terzijde), nog niet bij Kil., evenmin schampschot znw. o. Van schampen. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentschampscheut v., bij schamp (z. schamper), terwijl schampschot bij schampen. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |