Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
quadrupel - (viervoudig)Etymologische (standaard)werken
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenquadrupel [viervoudig] {1521} < frans quadruple [idem] < latijn quadruplus, van quadri- [vier] (vgl. quadrangulair) + -plus, variant van -plex, naar analogie van duplus, naast duplex (vgl. dubbel). Thematische woordenboeken
P.H. van Laer (1949), Vreemde woorden in de natuurkunde, Groningen/Batavia.Quadrupel (Lat. quádruplus = viervoudig; → quadri-). Quadrupelpunt = punt (temperatuur) waarbij vier phasen met elkaar in evenwicht zijn. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |