Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
practicus - (iemand die iets in praktijk brengt)Thematische woordenboeken
P.H. van Laer (1949), Vreemde woorden in de natuurkunde, Groningen/Batavia.Practicus (Lat.; plur. práctici-, = Gr. πρακτικός (praktikós) = bedrijvig, bezig; πράττειν (práttein) = doen, handelen). Iemand die practisch is, ervaren vakman. Practisch physicus = physicus die zich met de proefondervindelijke natuurkunde bezighoudt; in tegenstelling tot een → theoreticus. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015practicus ‘iemand die iets in praktijk brengt’ -> Indonesisch praktikus, praktisi ‘iemand die iets in praktijk brengt’. |