Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
pluralis - (meervoud)Etymologische (standaard)werken
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenpluralis [meervoud] {1576} < latijn pluralis [behorend bij meer dan één], van plus (2e nv. pluris) [meer]. In het nl. heeft de vertaling meervoud de oudere vertalingen menichvuldich getal, ghetal van velen {1576} verdrongen. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekpluralis (Latijn pluralis)
Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015pluralis ‘meervoud’ -> Indonesisch pluralis ‘meervoud’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdampluralis meervoud 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |