Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
piano - (muziekinstrument)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdampiano 1 zn. ‘muziekinstrument’ piano 2 bn. ‘zacht; rustig aan’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenpiano [muziekinstrument] {1836} < frans piano < italiaans piano, elliptisch voor piano e forte [zachtjes en luid]; de naam is afkomstig van Bartolomeo Cristofori (1709), de uitvinder van de gravicembalo col piano e forte, een instrument dat zowel zacht als hard kon spelen. Als bijw. met de betekenis ‘zachtjes’ is piano {1669} geleend < italiaans piano [idem]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenpiano znw. v. is ontleend < ital. piano, afkorting van pianoforte, eig. piano e forte, vgl. fra. clavecin à forte e piano. — Het instrument werd tegelijkertijd door de Fransman Marius en de Duitser C. G. Schröter uitgevonden en kreeg zijn naam, omdat men het in tegenstelling met het spinet zowel zacht als krachtig kon aanslaan. Sedert de 19de eeuw treedt de verkorting piano op. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagpiano znw. Een nnl., ook elders voorkomende ontl. uit it. piano, een verkorting van pianoforte, oorspr. piano e forte “zacht en hard”, dan de naam van een instrument. — Evenzoo komt nnl. pianino, een internationaal woord, van it. pianino. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagpiano, sedert begin 19e eeuw, komt aanvankelijk ook onz. voor, wsch. naar orgel en klavier. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, Muiderbergpia’no van de Hindostanen, Hindostaanse piano (de, -’s), (niet alg.) klein harmonium, in gebruik bij Hindostanen*. Metalen bekkens van een goede decimeter doorsnee, de djaath, worden alleen door mannen en slechts bij bepaalde gelegenheden aangewend; maar het kleine draagbare harmonium, met een vaste omvang van 3½ octaaf ontbreekt haast nooit, en wordt niet ten onrechte ’piano van de Hindostanen’ genoemd (Helman 1977: 372). - Etym.: De overeenkomst met een gewone piano is vooral gelegen in het toetsenbord. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunspiano: bep. musiekinstrument; feit. intern. wd., eers sedert 19e eeu in afgekorte vorm v. It. piano (afk. v. pianoforte, eint. piano e forte, “sag en luid”, want juis hierdeur het hierdie instrument hom van sy voorgangers sedert d. 15e eeu ondersk.). Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekpiano ‘langzaam’ (Italiaans piano); ‘muziekinstrument’ (Frans piano)
Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015piano ‘toetsinstrument’ -> Indonesisch piano ‘toetsinstrument’; Boeginees piâno ‘toetsinstrument’; Jakartaans-Maleis piano ‘toetsinstrument’; Madoerees piyano ‘toetsinstrument’; Soendanees piyano ‘toetsinstrument’; Sranantongo piano ‘toetsinstrument’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdampiano toetsinstrument 1836 [WNT] <Frans Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen1809. Piano aan,d.i. langzaam, zachtjes aan. Piano is ontleend aan 't Ital. piano, lat. planus, vlak, en van geluiden zacht. In de 17de eeuw piano-piano; pian-piano (o.a. Kluchtspel, 3, 77); zuidndl. piane-piane naar fr. piane-piane. In navolging van langzaam aan heeft men gezegd piano aan, in gemeenzame taal piaantjes aan. Zie Ndl. Wdb. XII, 1508 en vgl. Harrebomée II, 180: Hij speelt piano aan. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |