Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
patroon - (beschermer)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdampatroon 1 zn. ‘beschermheilige; baas’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenpatroon1 [beschermer] {patrone, patroon [schutspatroon, heilige] 1200} < frans patron < latijn patronus [beschermheer, verdediger], van pater (2e nv. patris) [vader]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenpatroon 1 znw. m. ‘baas’, mnl. patroon, patrône ‘beschermheilige, superieur, scheepskapitein’ < fra. patron zowel als < lat. patronus. — amerik. eng. patroon (sedert 1662) ‘beschermer, meester’, vooral ook ‘bezitter van landerijen in New York en New Jersey, die door het Nederl. gouvernement aan leden van de Westindische Compagnie geschonken waren (vgl. Bense 267). N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagpatroon I (baas), mnl. patroon, -ône m. “beschermheilige, superieur, scheepskapitein”. Ontl. deels uit lat. patrônus deels uit fr. patron. Ook elders ontleend. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentpatroon m., v. en o., gelijk Hgd. patron, patrone, Eng. patron, pattern, uit Fr. patron, van Lat. patronum (-us) = beschermheer, afgel. van pater = vader (z. vader). Uit de bet. beschermheer, naar wien men zich richt, ontwikkelden zich de bet. van voorbeeld, model, vorm. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtpetroen (zn.) patroon, beschermer; Sermoen euver de Weurd (18e eeuw) patroen, Vreugmiddelnederlands patroon <1200> < Frans patron. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunspatroon: 1. beskermheer, voog; raadgewer, werkgewer; baas, eienaar; 2. hoeveelheid buskruit v. skoot, huls v. projektiel, projektiel; 3. model, voorbeeld; Ndl. patroon (Mnl. patroon/patrone), wsk. via Ofr. (Fr.) patron uit Lat. patronus (afl. v. pater, “vader”), “beskermheer, voog”. Thematische woordenboeken
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendPatroon, van ’t Fr. patron en dit van ’t Lat. patronus = beschermheer (van pater = vader). Uit de bet. van beschermheer als de persoon, dien men in alles volgt, tot voorbeeld stelt, ontstond de bet. van het onzijdige patroon = voorbeeld, model. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015patroon ‘beschermheilige, beschermheer’ -> Engels patroon ‘geprivilegieerd grootgrondbezitter in Amerika’; Keiëes patron ‘schutsheilige’; Amerikaans-Engels patroon, patrone, pat(t)eroon ‘geprivilegieerd grootgrondbezitter’. patroon ‘baas’ -> Sranantongo patron ‘baas’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdampatroon beschermheilige 1200 [CG II1 Servas] <Frans Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |