Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
ontij - (donkere tijd van de dag)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamontij zn. ‘donkere tijd van de dag’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenontij* [donkere tijd van de dag] {in de persoonsnaam Jhan Ontijt 1292, ontijt [ongeschikte tijd van de dag, waarin het donker is, ongeschikt tijdstip] 1350, ontij 1638} van on- + tijd. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamontij* donkere tijd van de dag 1638 [WNT] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen1597. Bij nacht en ontij (-ontijd),d.w.z. bij nacht en ongunstigen tijd, mnl. bi nacht ende bi ontide, vooral in ‘dat gedeelte van een etmaal, waarin het donker is en men voor onraad heeft te vreezen.’ Vertaling van nocte intempesta? Vgl. Stallaert II, 282: By (in) ontijde, in een ongelegen oogenblik; Kil. Ontijd, importune, intempestive; Lichte Wigger, 1 r: By avond, by ontij, en 's nachts heel laet; Westerb. III, 479: Een kleyne vogel, die 's nachts by onty (lat. nocte importuna) zit en roept op ouwe schuyren; Hooft, Ged. II, 366: Bij ontijd en bij nacht; Spaan, 34: By nagt en ontyden; Janus, 127; V. Janus, I, 12; Ndl. Wdb. X, 1874; IX, 1415; Joos, 61; Antw. Idiot. 1912: bij nacht en ontijden, op ongewone, moeilijke uren; fri. by nacht en ontiid. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |