Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
narcis - (bolgewas uit de familie der Amaryllidaceae)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamnarcis zn. ‘bolgewas uit de familie der Amaryllidaceae’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpennarcis [sierplant] {1553} < latijn narcissus < grieks narkissos, van voor-gr. herkomst, maar in verband gebracht met narkè (vgl. narcose); de plant had pijnstillende eigenschappen. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidennarcis znw. v., ouder-nnl < fra. narcisse < lat. narcissus < gr. nárkissos. De mythe van de in deze bloem veranderde jongeling Narcissus is natuurlijk jonger dan de naam van de bloem. De plant is van Perzische herkomst en heette nargis; toen de plant in Griekenland bekend werd, bracht men de naam wegens de sterke geur van de bloem in verband met gr. narkān ‘stijf, verlamd worden’ (zie ook: narcose) en veranderde die in nárkissos. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagnarcis znw. Oudnnl. uit fr. narcisse of gr.-lat. narcissus. De bloem heet naar den mythischen jongeling Narcissus, die in zoo’n bloem zou veranderd zijn. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2007), Zeeuws etymologisch woordenboek: de herkomst van de Zeeuwse woorden, Amsterdamsissen 1 zn. mv.: duizendschoon, Dianthus barbatus; (ook) narcissen. Het zal oorspronkelijk wel een verkorting (aferesis) zijn van narcissen, met overgang van de naam op een andere plant, zoals zo vaak. G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschnarsing s.nw. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunsnarsings: blom- en pln. (spp. Narcissus); Ndl. (eers Nnl.) narcis, Eng. narcissus, Fr. narcisse, Lat. narcissus, Gr. narkissos, verb. m. Gr. narkê, “gevoelloosheid” (narkotiese uitwerking v. plant); Afr. vorm wsk. uit iets soos narsen(s) uit Ndl. mv. narcissen. Thematische woordenboeken
W. Deconinck (2019), Plantennamen nader toegelicht, Kortrijk.narcis
Wilde narcis | Narcissus pseudonarcissus L. De Nederlandse naam Narcis is ontleend aan de wetenschappelijke geslachtsnaam Narcissus, zelf ontstaan uit de Griekse naam Narkissos voor deze plant. Volgens sommigen zou die Griekse plantennaam kunnen afkomstig zijn van het Griekse narkao dat bedwelmen betekent, waarbij dan gezinspeeld wordt op de sterke geur van de bloemen van sommige soorten van het geslacht Narcissus die slaperigheid zouden verwekken. Volgens een sage van de Griekse mythologie staat de plantennaam in verband met de beeldschone jongeling Narkissos. Die weerde vrouwen af tot de wraakgodin Nemesis hem verliefd liet worden op zijn eigen spiegelbeeld gereflecteerd in het water van een vijver. Narkissos stierf van verdriet omdat hij de jongeling van het spiegelbeeld niet in zijn armen kon sluiten; Hij kwijnde weg en waar hij stierf ontsproot een mooie, witte bloem met een geel hart, die voortaan zoals die jongeling de naam Narkissos zou dragen. De jongeman werd dus verliefd op zichzelf, vandaar de term narcisme. Van de soort Narcissus pseudonarcissus bestaan verschillende ondersoorten, zoals de als tuinplant heel bekende Trompetnarcis (Narcissus pseudonarcissus subsp. major). De Wilde narcis is eigenlijk ook een ondersoort, namelijk Narcissus pseudonarcissus subsp. pseudonarcissus. De Trompetnarcis is groter dan de Wilde narcis en kan uit tuinen of parken ontsnapt en verwilderd zijn. De Wilde narcis wordt bijna altijd in loofbossen aangetroffen en is inheems; de plant wordt reeds vermeld in het Cruydeboeck van Dodoens uit 1554. N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboeknarcis (Latijn narcissus)
Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015narcis ‘sierplant’ -> Indonesisch narsis ‘sierplant’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamnarcis sierplant 1553 [Claes] <Latijn Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |