![]() Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
miegen - (urineren)Etymologische (standaard)werken
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenmiegen*, mijgen [urineren] {myghen, mijghen 1477} middelnederduits migen, fries mige, oudengels migan, oudnoors míga; buiten het germ. latijn mingere, grieks omeichein [wateren], lets mīzt [wateren], litouws myžti, armeens mez [urine], oudindisch mehati [hij watert]; verwant met mist, mest, mistel. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenmiegen, mijgen ww. (gewestel. Noord-Holl. Gron.), ‘urineren’, mnl. mîgen, Teuth. myghen, mnd. mīgen, fri. mīge, oe. mīgan, on. mīga. — oi. méhati, gr. omeíchein, lat. meiō, lit. mę̄žù, mį̃šti, lett. mìeznu, mīžu, serv. mìzam, arm. mizem ‘urineren’ en toch. Β mišo ‘pis’, idg. wt. *meiĝh (IEW 713). — Zie ook: mest en mistel. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentmest m., Mnl. id. Os. mist + Ohd. mist (Mhd. en Nhd. id.), Go. maihstus; daarnevens Mnl. mes (d.i. *mehs) + Ags. meox (Meng. mix): van Germ. wrt. mig = pissen: Ndl. mijgen, Ags. migan, On. míga + Skr. wrt. mih, Arm. mìzem, Gr. omikheĩn, Lat. meiere en mingere, Lit. meźu: Idg. wrt. meig͂h; z. mist 1, mist 2. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015miegen ‘urineren’ -> Duits dialect miegen ‘urineren’ (uit Nederlands of Nederduits). Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |