Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
mandaat - (volmacht; bevel)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdammandaat zn. ‘volmacht; bevel’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenmandaat [lastbrief] {mandaet 1599} < frans mandat [idem] < latijn mandatum [opdracht, bevel, volmacht, lastgeving], eig. verl. deelw. van mandare [toevertrouwen, opdragen, verzoeken, laten zeggen], van manus [hand] (vgl. mancipatie) + dare [geven], in manum dare [in de hand geven]. Thematische woordenboeken
Nicoline van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekmandaat (Latijn mandatum)
Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015mandaat ‘lastbrief’ -> Indonesisch mandat ‘lastbrief; autorisatie’; Madoerees mandhat ‘mandaat van betaling’; Menadonees mandat ‘lastbrief’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdammandaat lastbrief 1573 [Plantijn] <Frans Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |