Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
-logie - (-wetenschap, -theorie)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam-logie achterv. P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen-logie [achtervoegsel met de betekenis ‘verhandeling, theorie, wetenschap’] {in bv. astrologie 1285} < frans -logie of < grieks -logia [woord, verhandeling], van logos [woord, leer], van legein [spreken, verklaren] → -loog. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek: de herkomst van de woordenschat van Antwerpen, Brussel, Noord-Brabant en Vlaams-Brabant, Zwollelogie, loezje, zn.: houten hut of afdak, schuurtje. Ook Wvl. Mnl. logie, loodse ‘hut, schuur, begplaats’. Uit Fr. loge < Germ. *laubja-. Zie ook luif. F. Debrabandere (2005), Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de Oost- en Zeeuws-Vlaamse woorden, Amsterdamlozie 2 (ZV), zn. v.: houten hok, schuurtje (bergplaats van timmerman). Var. van Wvl. logie < Fr. loge < Germ. *laubja-. Zie ook love. A.A. Weijnen (2003), Etymologisch dialectwoordenboek, Den Haaglozze, lozzie, luzze, leuze aanbouw, keuken (Vlaanderen, Zeeland, Goeree-Overflakkee, West-Brabant). « fra. loge ‘huisje’, dat een ontlening is uit het Frankisch waar een heterofoon van hgd. laube ‘prieeltje’ in schuilt. Zulk een laube werd door loof gevormd. Vgl. luif ↑. F. Debrabandere (2002), West-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de West-Vlaamse woorden, Amsterdamlogie, looize (DB, WVD: Beerst, Lo, Ingooigem), zn. v.: houten hok, schuurtje, afdak. 1418 eene ketene vander loege up de halle ghemaect heift, Kortrijk (OWW). Uit Fr. loge < Germ. *laubja-. De Wvl. uitspraak looize uit het Pic. Zie lovie, lorzeke. Zie ook Devos - Van Keymeulen 1985, 202-204. lorzeke (D), zn. o.: afdakje. Dim. van Fr. loge ‘hutje, huisje’ < Frank. laubja. D. Laube ‘tuinhuisje’ < Ohd. louba ‘schutdak, hut’, Mhd. loube ‘bedekte hal, galerij’, Mnd., Mnl. love ‘luifel, uitbouwsel’. De vorm lorze vertoont de zo frequente r-epenthesis. Thematische woordenboeken
Nicoline van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboek-logie (Grieks -logia)
P.H. van Laer (1949), Vreemde woorden in de natuurkunde, Groningen/Batavia.-logie (= Gr. -λογία (-logía) = het spreken over, leer; λέγειν (légein) = spreken, bespreken; λόγος (lógos) = woord, gesprek). Tweede lid in samenstellingen met de betekenis: leer, wetenschap van… Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015-logie ‘achtervoegsel met de betekenis: verhandeling, theorie, wetenschap’ -> Indonesisch -logi ‘achtervoegsel met de betekenis: verhandeling, theorie, wetenschap’. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |