Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
lijvig - (corpulent, dik)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamlijvig zn. ‘corpulent, dik’ J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenlijvig bnw., mnl. līvich ‘levenskracht hebbend, een lichaam hebbendʼ, mhd. lībec ‘een lichaam hebbendʼ; afl. van lijf. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haaglijvig bnw., mnl. lîvich “levenskracht hebbend, een lichaam hebbend”. = mhd. lîbec “een lichaam hebbend”. Van lijf. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2007), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Supplement, Stellenboschlywig b.nw. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015lijvig ‘dik (ook gezegd van tabaksblad)’ -> Deens lejfig ‘(over tabak) makkelijk te bewerken, aardig, goed’ (uit Nederlands of Nederduits). Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |