Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
lawine - (glijdende sneeuwmassa)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamlawine zn. ‘glijdende sneeuwmassa’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenlawine [neerstortende sneeuw] {1774} < hoogduits Lawine < reto-romaans lavina < middeleeuws latijn labina, lavina [sneeuw-, steenstorting] < laat-latijn labina [het uitglijden, val; plaats waar (gesteldheid waardoor) men gemakkelijk uitglijdt], verwant met labes [instorting, verzakking], van labi [glijden, af-, neer-, uitglijden] (vgl. lava). J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenlawine znw. v., eig. een Alpenwoord < laat-lat. (7de eeuw) labīna ‘afstorting van aarde en stenen’; het tessinische en rhaetorom. woord werd in Zwitserse dialecten overgenomen als lauwiu, vgl. beiers läuen, tirools lān. — Daarnaast staan savoois lavenche, zwitsers-fra. vallant-ze (nfra. avalanche), dat uit een grondvorm lavinea stamt, een afl. van het mediterrane woord lava. Het zou derhalve mogelijk zijn, dat ook lawine daarop teruggaat en dat lat. labīna volksetymologisch naar labes ‘val, instorting’ daaruit is gevormd. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haaglawine znw. Nnl. uit het Hd. De afl. van nhd. lawine v. (ouder zwits. lauwin) uit lat. lâbîna “het vallen, glijden, storten” is bevredigender, dan de combinatie met lauw. Men wijst bij die laatste afleiding op bei. läu(e)n “dooi, massa week geworden sneeuw, lawine”. De w uit lat. b kan door rhaet. bemiddeling verklaard worden. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentlawine v., door Hgd. id., uit Zwits. Fr. labina = valsneeuw, Mlat. labinam (-a), van Lat. labi = vallen (z. slap). Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunslawine: sneeustorting; Ndl. lawine/lauwine (nog nie by Kil nie) blb. via Hd. lawine uit Sw.-Du. lauwiu uit Ll. labina, “aardstorting”, vgl. Bei. läuen en Sw.-Fr. lava/lave, “laag gladde klippe”, soos Ndl., Eng. en It. lava wsk. verb. m. Lat. lavāre, “was” (vgl. latrine, laventel en lawement) – daarnaas Sav. lavenche, Eng. en Fr. avalanche, wsk. uit dial. Fr. avalance, “neerdaling”, maar verb. verduister deur d. kruising v. vorme. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboeklawine (Duits Lawine)
Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamlawine neerstortende sneeuw 1774 [WNT wind I] <Duits Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |