Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
kwezelen - (beuzelen)Etymologische (standaard)werken
J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenkwezelen ww. Kiliaen quēselen ‘onbeduidende dingen met ernst behandelen’, wellicht te vergelijken met holst. quēsen ‘mopperen, gemelijk zijn’, elzass. queisen ‘klagen, jammeren’, on. kvisa fluisteren’ (Holthausen G RM 17, 1929 67). Een klankwoord zoals ook oe. cwānian ‘wenen’, on. kveina ‘jammeren, klagen’, got. qainon ‘wenen, treuren’. — Zoals on. kvisa naast kveða staat, zo staat kwezelen naast *kwedelen; dit kunnen dus affectieve nevenvormen zijn. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagkwezelen ww. Kil. queselen “agere nugas serio”, een ww., dat wellicht oorspr. “babbelen” beteekend heeft en onder invloed van synonieme woorden met anlaut kwe- (zie kwelen) kan zijn opgekomen. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentkwezelen ono.w., frequent. van kwezen = keuvelen + Noordsch kvisa = babbelen; een intensief van *kweden = spreken, waarover bij kwelen. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |