Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
kwartier - (een kwart uur; landstreek, stadswijk)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamkwartier zn. ‘een kwart uur; landstreek, stadswijk’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenkwartier [vierde deel, bv. van een uur, verblijfplaats] {quartier [het vierde deel van iets, bv. van een tijdseenheid, vervolgens een niet nader bepaald gedeelte, ook district] 1281; de betekenis ‘verblijfplaats’ 1546} < frans quartier [idem], van quart [kwart]. In de uitdrukking kwartier geven betekent kwartier ‘lijfsbehoud’. De betekenis liep van ‘verblijfplaats’ over ‘veilige verblijfplaats’ tot ‘lijfsbehoud’. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenkwartier znw. o., mnl. quartier ‘vierde deel, een maat’ < fra. quartier < mlat. quartārium neutrum van lat. quartārius ‘vierde deel van een maat’; vgl. nhd. quartier, mnd. quartēr (nde. zwn. kvarter). N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagkwartier znw. o., mnl. quartier o. “vierde deel, een maat, gedeelte”. Uit fr. quartier < mlat. quartârium. Ook elders ontleend. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentkwartier o., gelijk Eng. quarter, uit Fr. quartier, van Lat. quartarium (-us) = vierde deel, een afleid. van quartus (z. kwart). Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtkerteer, keteer (zn.) kwartier; Nuinederlands quartier <1582> < Frans quartier. F. Debrabandere (2011), Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen, Zwollekerteer, zn.: kwartier. Uit Fr. quartier, vandaar de k-uitspraak. Thematische woordenboeken
G. van Berkel & K. Samplonius (2018), Nederlandse plaatsnamen verklaardkwartier 'onderdeel van een stad, wijk, buurt' N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekkwartier (Frans quartier)
W. de Vreese (1899), Gallicismen in het Zuidnederlandsch, Gentkwartier. - Een vooral in de omgangstaal zeer gewoon gallicisme is het gebruik van kwartier in den zin van kamer(s), eene beteekenis welke wel aan Belgisch fr. quartier, maar niet aan het Nederlandsche woord eigen is. || Ons tweede werk was een kwartier te gaan zoeken, G. BERGMANN, Gedenkschr. 97. Toen het vertrek van luitenant Scharter mij dwong van kwartier te veranderen, 111. Van mijn kwartier beheerschte ik … geheel de straat, Ald. Schuins over mijn kwartier … woonde eene weduwe, 112. Al de studenten, die achtervolgens mijn kwartier betrokken, 113. Ik nam mijn kwartier op den hoek der Keizersstraat, A. BERGMANN, Staas 134. Een kwartier bestaande uit twee groote kamers aan elkander, Ald. Zijne slaapkamer … gelijkt veeleer aan het kwartiertje van een onbezorgden, kunstlievenden studiosus, dan aan het heilig der heiligen van eenen beroemden schrijver, DE MONT in De Toekomst, 32, 68. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015kwartier ‘vierde deel van een uur’ -> Fries kertier ‘vierde deel van een uur’; Duits dialect Kwartier, Keteer ‘vierde deel van een uur’; Deens kvarter ‘vierde deel van een uur; schijngehalte van de maan’ (uit Nederlands of Nederduits); Noors kvarter ‘vierde deel van een uur; schijngestalte van de maan’ (uit Nederlands of Nederduits); Negerhollands quartier ‘vierde deel van een uur’; Sranantongo kwartir ‘vierde deel van een uur’. kwartier ‘(verouderd) vierde deel, kwart, ook: oude maat’ -> Zweeds kvarter ‘oude lengtemaat, circa 15 cm’ (uit Nederlands of Nederduits); Negerhollands kwati ‘vierde deel, kwart’. kwartier ‘verblijfplaats’ -> Deens kvarter ‘wijk; één van de vier fases van de maan(stand)’ (uit Nederlands of Nederduits); Noors kvarter ‘wijk; tijdelijke verblijfplaats van militairen’ (uit Nederlands of Nederduits); Zweeds kvarter ‘huizenblok; verblijfplaats’ (uit Nederlands of Nederduits); Fins kortteli ‘een door vier straten ongeveer vierkant afgegrensd woongebied, ook een door vier paden afgegrensd kerkhof’ (uit Nederlands of Nederduits); Ests korter ‘verblijfplaats’ (uit Nederlands of Duits); Russisch kvartíra ‘woning’; Oekraïens kvartíra ‘woning’ Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamkwartier verblijfplaats 1546 [WNT] <Frans kwartier vierde deel van een uur 1582 [WNT] <Frans Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen1306. Kwartier geven.Gewoonlijk met de ontkenning in den zin van: geen lijfsbehoud schenken, geen lijfsgenade schenken; niemand sparen. Zie Winschooten, 199: om quartier roepen, quartier geeven; Van Moerk. 356 en 361; Com. Vet. (woordenlijst); Halma, 524: zij wilden den vijand geen quartier geven; vgl. het fr. donner quartier, waarin quartier bet. ‘lieu où qqn. se retire, et particulièrement lieu de sûreté (Hatzfeld, 1843 b), zoodat onze zegswijze kan beteekenen: iemand een veilige plaats geven; hem beveiligen tegen doodslag, zijn leven redden, hem behouden. In het fri. (gjin) kertier jaen; ook eng. to give (or show) quarter; hd. Quartier geben, Pardon geben (Goedel, 375). Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |