Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
kuit - (biersoort)Etymologische (standaard)werken
J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentkuit 4 v. (bier), Mnl. keute, coite, keite, uit Pic.-Namensch queute, eig. kooksel, brouwsel, van Fr. cuire (Lat. coquere): z. koken en cf. kawesse en mol 3. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015kuit ‘bepaalde biersoort’ -> Deens † køjtekande ‘tinnen beker waarin de bemanning op een schip het dagelijke ratsoen bier kreeg’; Frans dialect † keute, queute ‘bier, gemaakt van een gelijke hoeveelheid gerst en tarwe, sterk gerijpt’. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |